Hoofdtekst
Liefde tegens een Smit, en haet teghens de Weevers.
Een Smit woonende in een seecker Dorp, beginck een doodt-slagh, worde daer over geaprehendeert, en tot der doodt verweesen. De Boeren van 't Dorp die hem lief hadden, ginghen by de Drost, versoeckende perdoen, seggende dat hy een goet arbeyts man was, en dat sy en de omleggende Dorpen groot gerijf van hem hadden, alsoo zy maer een smidt hadden: De Drost seyde, mannen, daer is een moetwillighe doodtslagh gheschiedt, daer moet immers justitie gedaen worden: De Boeren gaven weder tot antwoordt, als het doch wesen moet, soo hebben wy twee Wevers, [p. 226] daer wy aen eene genoegh hebben, so kan mijn Heer Drost een van de Wevers hanghen laten, en laten de Smit weer los.
Een Smit woonende in een seecker Dorp, beginck een doodt-slagh, worde daer over geaprehendeert, en tot der doodt verweesen. De Boeren van 't Dorp die hem lief hadden, ginghen by de Drost, versoeckende perdoen, seggende dat hy een goet arbeyts man was, en dat sy en de omleggende Dorpen groot gerijf van hem hadden, alsoo zy maer een smidt hadden: De Drost seyde, mannen, daer is een moetwillighe doodtslagh gheschiedt, daer moet immers justitie gedaen worden: De Boeren gaven weder tot antwoordt, als het doch wesen moet, soo hebben wy twee Wevers, [p. 226] daer wy aen eene genoegh hebben, so kan mijn Heer Drost een van de Wevers hanghen laten, en laten de Smit weer los.
Beschrijving
Een smid wordt veroordeeld wegens doodslag. De inwoners van het dorp zijn erg op hem gesteld en vragen om gratie, die ze niet krijgen. Dan stellen ze voor om in plaats van de smid een wever op te hangen, want daar hebben ze er toch twee van.
Bron
Jan Pietersz. Meerhuysen, De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt, Amsterdam, 1659, drie delen
Commentaar
1659
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22