Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BOEKV108 - Van een rooverbende.

Een sprookje (tijdschriftartikel), 1901

Hoofdtekst

Van een rooverbende
Er was eens een boer, die had drie zoons en een knecht. Die vijf mannen waren allemaal kerels als boomen.
De baas hield er van dat alles stipt geregeld ging en zoo wou hij dan ook dat de knecht op tijd thuis was. Maar die raakte aan 't vrijen en zoo gebeurde het een keer dat hij na twaalven thuis kwam. De boer liet hem trouw buiten staan; den volgenden dag mocht hij niks doen, maar eindelijk werd hij toch weer in genade aangenomen.
Maar op een andere keer kwam hij weer te laat, en wat hij praatte: de baas liet hem niet in. Hij ging dus maar in den kapberg (1) slapen. Toen hij daar een poosje gelegen had, hoorde hij de poort opengaan en kwamen drie kerels den kapberg binnen. Omdat ze dachten dat ze alleen waren spraken ze luid, en zoo hoorde hij dat ze van plan waren om te stelen. "Kijk," zei er een, "de deur is toch altijd zonder moeite open te krijgen: laten we binnen gaan en dan het kabinet nakijken." "Nee," zei een ander, "dat 's niet sekuur, want ze zijn alle vijf nogal pootig en ze mochten eens wakker worden." "Laten we dan den kapberg in brand steken en als ze dan bij den brand zijn onzen slag slaan," zei de derde. Maar op 't end en slot vonden ze het toch maar beter het zaakje nog een veertien dagen uit te stellen en dan met een man of twaalf terug te komen. Dat werd goedgevonden en zoo gingen ze.
's Morgens toen de boer op was, kreeg de knecht een braaf standje en hij kon meteen wel oprukken. "Dat zou-je niet zeggen, als je wist wat ik weet," zei de knecht. "Dat kan ik ook zeggen," zei de boer. "Nee," zei de knecht, "zoo en zoo, en dat heb ik vannacht gehoord." "Nou," zei de boer, "ik zal het dan nog ers met je probeeren, maar als je me belogen hebt, dan jaag ik je op staanden voet weg."
Dat was alles goed en wel, maar het was dan toch zaak om den burgemeester te waarschuwen. Die hoorde het aan en zei: "Ik zal je tegen dien tijd vijf en twintig soldaten sturen, maar het konden wel eens kerels van hier wezen, dus ik zal ze in wagens met stroo bij je de werf op laten rijden." Zoo kwamen dan de soldaten ongemerkt binnen en de burgemeester ook, maar als boer verkleed en met een valschen baard, zoodat hij heelemaal onkenbaar was.
De boer en zijn zoons en de knecht gingen zitten kaartspelen. Om elf uur hoorden ze niks, om twaalf uur nog niks, maar tegen eenen, jawel, daar ging de poort, de klink werd opgelicht en er kwamen twaalf man binnen. Nou, ze begonnen druk te praten, bemoeiden zich met het spelen en zeiden dat ze slapers waren, zoodat ze er dien nacht wel wilden blijven. De boer zei niet veel en toen werden ze al brutaler. Op 't lest nam een een takkenbos en gooide dien op den haard, maar daarover kreeg hij ruzie met den knecht. Op dat leven kwam de burgemeester binnen en zei: "Wat is dat? Wat zijn hier een slapers? Ik ben hier vannacht ook te slapen, maar jullie moet geen ruzie maken." "Nou, kort en goed," zeiden de roovers, "wij komen niet om te slapen; geef jullie je geld en goed maar, want we komen hier om te plunderen." "O," zei de burgemeester, "anders niet? Dan wil ik er ook mijn portie van hebben." "Dat zou-je wel willen," zeiden ze. Maar toen liet de burgemeester de soldaten binnenkomen en werden de roovers geknipt. Dat was gelukkig ook, want het waren allemaal lui uit de buurt, die al meer stukjes uitgehaald hadden en nu was de heele bende in eens binnen.

1. Hooiberg.

Onderwerp

SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten    SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten   

Beschrijving

Een boer heeft drie zoons en een knecht. De boer wil dat iedereen op tijd thuis is. Als de knecht na twaalf uur thuis komt, vindt hij de deur gesloten. Hij wordt vergeven, maar enige tijd later komt hij weer te laat thuis en moet in de hooiberg slapen. Daar hoort hij drie rovers aankomen die gaan staan overleggen hoe ze hun diefstal moeten plegen. Aangezien de bewoners sterke kerels zijn, besluiten ze twee weken later terug te komen met veertien rovers. 's Ochtends dreigt ontslag voor de knecht, maar hij wordt weer vergeven als hij van de rovers vertelt. De burgemeester wordt gewaarschuwd. Op de bewuste avond staat de burgemeester in vermomming met soldaten, verstopt in wagens met stroo, te wachten op wat komen gaat. In de boerderij gaat men kaartspelen. Na middernacht komen de rovers: ze zeggen te willen overnachten. Even later beginnen ze amok te maken in de boerderij. De rovers zeggen dat ze komen stelen. De burgemeester steekt hier een stokje voor en laat de rovers arresteren door zijn soldaten.

Bron

G.J. Boekenoogen 'Nederlandse sprookjes en vertelsels' in: Volkskunde 18 (1906), pp. 30-31 N°82

Commentaar

1901
vgl. CBAK0235
Andere Räubergeschichten

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20