Hoofdtekst
Van ghemeyn meyssens.
Die .CLXXXVIII. cluchte.
Daer was een goet ghesel de een meysschen hadde daer hy bi sadt. Dese was seer leelijck. Men seyde dick tot hem: 'Wat doet ghi toch met desen leelijcken dier? Als ick wat hebben woude, so sou ick my wat scoons crijghen.' So gaf hy altijt dese antwoordt: 'Ick moet toch den duyvele yet tot eenen ghoeden jaer schencken, daerom is 't wel so goet dat ick hem wat leelijckx seynde als wat schoons.'
Die .CLXXXVIII. cluchte.
Daer was een goet ghesel de een meysschen hadde daer hy bi sadt. Dese was seer leelijck. Men seyde dick tot hem: 'Wat doet ghi toch met desen leelijcken dier? Als ick wat hebben woude, so sou ick my wat scoons crijghen.' So gaf hy altijt dese antwoordt: 'Ick moet toch den duyvele yet tot eenen ghoeden jaer schencken, daerom is 't wel so goet dat ick hem wat leelijckx seynde als wat schoons.'
Beschrijving
Een jongeman had een hele lelijke vriendin. Hij legde uit dat hij de duivel graag zowel iets goeds als iets lelijks wilde schenken.
Bron
H. Pleij, J. van Grinsven, D. Schouten & F. van Thijn: Een Nyeuwe Clucht Boeck. Een zestiende-eeuwse anekdotenverzameling. Muiderberg 1983.
Commentaar
1554
Bron: Pauli, Schimpf und Ernst 404
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22