Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

vvunl353 - Het verwende kind

Een legende (mondeling), 1920

Hoofdtekst

Het verwende kind

Daar was eens een erg verwend kind. Vader en moeder konden het niets meer weigeren, want dan schreeuwde het zo luid en zo lang, tot zij elkaar maar weer met de ogen beduidden: geef het zijn zin maar.
Dat werd stilaan zo erg dat het kind op zekere avond een ster vroeg. Of vader al boos werd en moeder bedroefd, het hielp niet; het kind moest en zou een ster hebben.
Moeder had vader al eens aangekeken en vader op zijn beurt moeder, toen hij het jachtgeweer uit de kast haalde, voor het raam ging staan, mikte en paf... het draadje waarmede de ster aan de hemel hing, in tweeën schoot. Een lange streep licht daalde uit het firmament, tot de ster tussen de bessestruiken in de tuin lag.
'Nu moet je ze zelf maar oprapen,' zei vader en het verwende kind ging de ster halen.
Voor die avond was het tevreden.
Toen het moe gekeken was naar dat stralende ding, bracht moeder het kind naar bed en plaatste de ster op het nachttafeltje.
Midden in de nacht werd het kind wakker, en zag dat de muizen een dansje maakten op het kleine tafelblad rond de fonkelende ster, zo mooi vonden zij haar.
De volgende morgen liep het kind met de ster door de tuin en haalde ze telkens uit de zak, tot het ze moe werd en ze stilletjes liet zitten.
De avond van die dag schitterde de maan in haar volle pracht aan de hemel, en het kind kreeg spijt dat het de ster had gevraagd.
'Moeder, ik zou gaarne de maan hebben!'
'Vraag het maar aan vader, kind,' antwoordde moeder bedroefd.
Dat duurde weer zo lang tot vader zijn jachtgeweer nam en de maan, gelijk de ster, uit de hemel schoot. Zij keilde als een zilveren schijf uit de hemel en viel zo hard in een appelboom dat alle bloesems naar beneden sneeuwden. Zij gaf een metalen geluid, maar het klonk toch of er iets in brak.
Het kind kreeg de maan weer mee naar bed en telkens haalde het ze van onder de dekens uit, om te zien of zij nog glans gaf. Maar dan was de maan zo koud dat het ze weer gauw onder de dekens stopte, om haar warmte te geven.
Toen de volgende morgen de zon scheen, was de maan niet meer zo mooi. Ze verveelde het kind al lang, en het had spijt dat het niet in de plaats van de maan de zon aan vader had gevraagd. Die gedachte liet het geen rust meer en dat duurde tot het naar vader liep en hem de zon vroeg. Of vader al boos werd en moeder bedroefder dan ooit, het baatte niet. Het kind moest de zon hebben en vader moest schieten, om ze het kind te verschaffen. Hij schoot zo juist hij maar kon en zag toen de zon naar beneden komen suizen. Zij viel tussen de takken van een pruimeboom en verzengde alle bloesems.
Nauwelijks kon het kind zijn schat hebben opgeraapt, of daar kwam een oude man met een lange, witte baard aan, recht op het huis af. Hij vroeg naar vader.
'Dat ben ik,' zeide deze verlegen, want hij meende dat het de heilige Petrus zelf was, die daar voor hem stond.
'Ik ben van de hemel gezonden,' begon hij. 'Van O. L. Heer, die alles weet en ziet, en die vertoornd is dat gij Zijn zon uit de hemel hebt geschoten en alle mensen in duisternis hebt gebracht. En dat alles voor een verwend kind, dat gij niets durft weigeren. In Zijn Naam moet ik u aanzeggen, dat Hij dat ondeugende kind voor de keus stelt: zijn broertje te verliezen of de ster terug te geven; zijn moeder te moeten missen of de maan; voor altijd afscheid te nemen van zijn vader of de zon terug te brengen!'
Toen moest het stoute kind voor de afgezant des hemels komen en vader begon te vragen:
'Wat wil je nu houden, broertje of de ster?'
'Och, geef broertje maar, want daar heb ik toch maar altijd ruzie mee,' antwoordde het onverschillig.
Vader en moeder werden zeer bedroefd over zulk een harteloos antwoord en vader vroeg, met een angstig voorgevoel, in één adem door: 'En wat moet er dan met de maan en met de zon gebeuren?'
Het kind stond zich te bedenken en murmelde als voor zichzelf:
'De zon is te mooi, ze is het mooiste wat ik ken; wat zal ik doen?'
'Zal ik vader dan maar meenemen?' vroeg de oude man streng.
'Ik wilde ze liefst beiden behouden, vader en de zon.'
'Dat gaat, maar dan moet moeder mee! Dan is er geen keus meer, want de maan behoort bij de zon. Zonder zon hebben we daarboven ook niets aan de maan.'
Toen keek moeder het kind zo bedroefd aan, als alleen een moeder dat kan en toen begreep het kind ineens, wat het daar stond te beslissen. Het zag het afscheid voor altijd in al zijn trooste-loosheid voor zich; het begon te wenen en vloog moeder om de hals.
'Zal ik moeder maar meenemen?' herhaalde de oude man.
'Neen! Neen! Neen!' riep het heftig, 'Neem de maan meer mee. Ik wil haar niet meer hebben!'
'Ja, maar als je moeder wilt behouden, moet je de zon ook teruggeven. Want zoals de maan weinig is zonder de zon, is moeder weinig zonder vader. Moeder kan je liefhebben, maar vader moet jullie dan kunnen beschermen. Zij kunnen niet van elkaar worden gescheiden. Zal ik vader dus maar meenemen?' 'Neen, neen, neen!' weende het kind, 'neem de zon dan maar mee en ga gauw weg, anders blijft mij niets meer over.' Toen greep de oude man broertje vast en wilde het meenemen. 'Help, moedertje!' kreet broertje. 'Help nu toch, vadertje, help me toch, Jantje! Fritsje niet meenemen!' Toen het verwende kind zijn broertje zo hoorde smeken, herinnerde het zich al de spelletjes die zij samen hadden gedaan, en begreep het heel het monsterachtige van zijn hebzucht. Het voelde iets in zich breken, als een glas dat springt. 'Neem die lelijke ster maar mee, oude man', riep het en plaatste zich tussen de grijsaard en Fritsje, als om dit te beschermen. 'Laat broertje maar hier spelen met mij.' De oude man liet broertje los, lachte eens tegen vader en moeder, knoopte de eindjes draad weer aan elkaar en trok het eerst de ster en vervolgens de maan en de zon weer de hemel in. Daar hangen zij nog, maar het verwende kind is sinds die tijd met alles tevreden geweest.

Beschrijving

Een verwend kind krijgt alles, het hoeft er maar om te huilen. Op een keer wil het een ster, dan de maan en tenslotte de zon. Telkens schiet de vader die uit de hemel. Maar dan komt Petrus aan de deur, gezonden door O.L. Heer, die boos is dat alle mensen nu in het donker zitten en het kind laat kiezen tussen zijn broertje of de ster, zijn moeder of de maan, zijn vader of de zon. Het kind kiest voor de ster, maar wil zijn moeder niet missen en geeft de maan op, dan de zon en tenslotte de ster ook, als de oude man dreigt zijn broertje mee te nemen. Sindsdien is het verwende kind met alles tevreden geweest.

Bron

Willem de Blécourt, Volksverhalen uit Nederlands Limburg, Utr./Antw.1981, 201-203 N°12.2

Commentaar

1920
Limburgs Leven jg. 1 N°5 (22-5-1920), 10

Naam Overig in Tekst

Jantje    Jantje   

Fritsje    Fritsje   

Petrus    Petrus   

O. L. Heer    O. L. Heer   

Datum Invoer

2013-03-01 14:50:22