Hoofdtekst
Weerwolven.
Trots zijn ruim tachtig jaar heugt het Cornelis Westveer, de schaapherder, nog heel goed wat die Kloetingsche weerwolf hem heeft aangedaan. Voor een vijftig jaar woonde hij naast dien man. Zijn dochtertje, een meisje van veertien jaar, werd deerlijk door dien weerwolf geplaagd— niet bepaald betooverd, althans dat gelooft hij niet — maar gedurig, vooral 's avonds, kwam over dat kind een ongekende vrees, een angst die aan vertwijfeling grensde. 't Zweet druppelde van haar hoofdje — tot de weerwolf ophield haar te kwellen; dan viel ze afgemat in slaap.
Hoe vaak had hij niet klaargestaan om zijn buurman te lijf te gaan. Maar iets had hem telkens weerhouden, zei de vrome Cornelis. Heeft de Heere niet gezegd: ,,Aan mij is de wrake".
Soms sloop de weerwolf om het huis. Ze hebben wel met een gloeiende pook klaargestaan om hem te teekenen, maar hij wist altijd te ontkomen.
Een andere buurman had meer geluk.
Toen hij met zijn vrouw op zolder bezig was het sprokkelhout — takkebossen en resten van een doornbosch — te ordenen, zagen ze hem als een glinsterenden bal, die zonder ophouden, heen en weer rolde over den zolder.
De weerwolfsjagers trokken direct van leer, met een doornstok, en hoewel het lang niet meeviel, den bal te raken, kreeg hij op het eind toch geduchte klappen. Plotseling verdween hij even snel als hij gekomen was.
Den volgenden dag verscheen de weerwolf met een omzwachteld hoofd. Hij had zoo'n kiespijn, zei hij, maar heel Kloetinge wist wel beter, en voor geen geld van de wereld zou hij zijn gezicht met de bloedige striemen hebben laten zien.
Veel kwaad heeft dat duivelskind veroorzaakt. Toen hij dood was, wenschte men elkaar op het dorp geluk. 't Had veel voeten in de aarde om menschen te vinden, die hem grafwaarts wilden dragen, een dienst die anders door niemand wordt geweigerd.
Toen ze met de kist onderweg waren, hoorden ze honden jammerlijk huilen, doch ze zagen er geen een, zoo dat elk de angst om het hart sloeg. Bij het betreden van het kerkhof krasten de kraaien, die als maar over de baar vlogen, ijselijk. 't Ergste was wel dat de dragers heel duidelijk gestommel in de kist hoorden, ja, sommigen meenden 'm te horen kermen. Niemand twijfelde er aan, of de duivel had hem al gehaald, zoodat hij geen eerlijke begrafenis heeft gehad, wat zelfs den armste is gegeven. De kist werd enkel in het graf gezet, dan ging men haastig heen.
Trots zijn ruim tachtig jaar heugt het Cornelis Westveer, de schaapherder, nog heel goed wat die Kloetingsche weerwolf hem heeft aangedaan. Voor een vijftig jaar woonde hij naast dien man. Zijn dochtertje, een meisje van veertien jaar, werd deerlijk door dien weerwolf geplaagd— niet bepaald betooverd, althans dat gelooft hij niet — maar gedurig, vooral 's avonds, kwam over dat kind een ongekende vrees, een angst die aan vertwijfeling grensde. 't Zweet druppelde van haar hoofdje — tot de weerwolf ophield haar te kwellen; dan viel ze afgemat in slaap.
Hoe vaak had hij niet klaargestaan om zijn buurman te lijf te gaan. Maar iets had hem telkens weerhouden, zei de vrome Cornelis. Heeft de Heere niet gezegd: ,,Aan mij is de wrake".
Soms sloop de weerwolf om het huis. Ze hebben wel met een gloeiende pook klaargestaan om hem te teekenen, maar hij wist altijd te ontkomen.
Een andere buurman had meer geluk.
Toen hij met zijn vrouw op zolder bezig was het sprokkelhout — takkebossen en resten van een doornbosch — te ordenen, zagen ze hem als een glinsterenden bal, die zonder ophouden, heen en weer rolde over den zolder.
De weerwolfsjagers trokken direct van leer, met een doornstok, en hoewel het lang niet meeviel, den bal te raken, kreeg hij op het eind toch geduchte klappen. Plotseling verdween hij even snel als hij gekomen was.
Den volgenden dag verscheen de weerwolf met een omzwachteld hoofd. Hij had zoo'n kiespijn, zei hij, maar heel Kloetinge wist wel beter, en voor geen geld van de wereld zou hij zijn gezicht met de bloedige striemen hebben laten zien.
Veel kwaad heeft dat duivelskind veroorzaakt. Toen hij dood was, wenschte men elkaar op het dorp geluk. 't Had veel voeten in de aarde om menschen te vinden, die hem grafwaarts wilden dragen, een dienst die anders door niemand wordt geweigerd.
Toen ze met de kist onderweg waren, hoorden ze honden jammerlijk huilen, doch ze zagen er geen een, zoo dat elk de angst om het hart sloeg. Bij het betreden van het kerkhof krasten de kraaien, die als maar over de baar vlogen, ijselijk. 't Ergste was wel dat de dragers heel duidelijk gestommel in de kist hoorden, ja, sommigen meenden 'm te horen kermen. Niemand twijfelde er aan, of de duivel had hem al gehaald, zoodat hij geen eerlijke begrafenis heeft gehad, wat zelfs den armste is gegeven. De kist werd enkel in het graf gezet, dan ging men haastig heen.
Onderwerp
SINSAG 0807 - Werwolf verzaubert Kind.   
Beschrijving
De dochter van een herder, die een weerwolf tot buurman heeft, wordt elke avond door de weerwolf gekweld. Een andere buurman zag de weerwolf op zolder en slaat erop; de volgende dag liep de weerwolf met omzwachteld hoofd, zei dat hij kiespijn had, maar de mensen wisten beter. Ook zijn begrafenis verliep neit zonder problemen: honden huilden, kraaien krasten en uit de kist klonk gestommel; men zette snel de kist in het graf en ging haasig heen.
Bron
J.R.W. en M. Sinninghe: Zeeuwsch sagenboek. Zutphen 1933, p. 157-158
Commentaar
voor 1933
Werwolf verzaubert Kind & SINSAG 0804: Werwolf nimmt viele Gestalten an & cf. SINSAG 0640: Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen.
Naam Overig in Tekst
Cornelis Westveer   
Naam Locatie in Tekst
Kloetinge   
Here   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20