Hoofdtekst
Dominee Smytegelt.
Ds. Bernardus Smytegelt werd den 20sten Augustus 1665 in Goes geboren. Na eerst te Borssele en te Goes gestaan te hebben, werd hij in 1695 te Middelburg beroepen, waar hij bleef tot zijn dood (1739).
Hij had een stem als een klok, waarom hij in zeker grafschrift "een felle donderzoon" wordt genoemd. Dat hij nooit een blad voor den mond nam, bewijst deze anecdote.
Eens liet de magistraat van Middelburg hem roepen, om een dreigend oproer te bedwingen. Op het stadhuis gekomen, is Smytegelt eerst uitgevaren tegen de heeren regenten, die hem, nu ze in de benauwdheid zaten, wel wisten te vinden, maar hem anders ontweken. Daarna heeft hij het volk toegesproken en het oproer voorkomen.
Hij had dan ook heel wat vijanden, die zelfs smaadschriften en parabelen tegen hem lieten drukken, anoniem evenwel. Op zekeren nacht werd Ds. Smytegelt, zooals zoo vaak gebeurde, uit zijn bed geklopt. Hij moest dadelijk bij een van zijn gemeenteleden komen, die plotseling ernstig ziek was geworden.
Haastig kleedde "de oude van den Singel" zich aan en begaf zich op weg. 't Stormde vreeselijk, en hij kwam geen levende ziel tegen. Alleen bij een brug zag hij twee mannen staan, die zich niet om het weer bekommerden; zeker varensgasten, op weg naar hun schip.
Ten laatste is hij waar hij wezen moet, maar tot zijn verbazing brandt er geen licht. Op zijn herhaald kloppen wordt de deur eindelijk geopend, en als hij binnen komt, hoort hij dat er een vergissing in het spel moet zijn. Men heeft hem niet geroepen.
't Is twee jaar later, en andermaal wordt de predikant in het holle van den nacht gewekt. Dringend verzoekt men hem mee te gaan — iemand die tot voor enkele jaren zijn verbitterde vijand was, ligt op sterven. Smytegelt rept zich, en is spoedig bij den zieke, die hem onder snikken vertelt, dat hij het was, die hem in dien stormnacht geroepen had en naar buiten gelokt, met het vaste voornemen om hem, met behulp van zijn vriend, over de brugleuning te werpen. Maar toen Smytegelt de brug naderde, had hij duidelijk voor, achter en aan beide zijden van den dienaar Gods een wacht van engelen gezien, die hem met vlammende zwaarden begeleidden. Zijn vriend had niets gezien, maar kwam toch zoo onder den indruk van den ontzettenden schrik die zijn kameraad beving, dat ook hij tot inkeer kwam.
Ds. Bernardus Smytegelt werd den 20sten Augustus 1665 in Goes geboren. Na eerst te Borssele en te Goes gestaan te hebben, werd hij in 1695 te Middelburg beroepen, waar hij bleef tot zijn dood (1739).
Hij had een stem als een klok, waarom hij in zeker grafschrift "een felle donderzoon" wordt genoemd. Dat hij nooit een blad voor den mond nam, bewijst deze anecdote.
Eens liet de magistraat van Middelburg hem roepen, om een dreigend oproer te bedwingen. Op het stadhuis gekomen, is Smytegelt eerst uitgevaren tegen de heeren regenten, die hem, nu ze in de benauwdheid zaten, wel wisten te vinden, maar hem anders ontweken. Daarna heeft hij het volk toegesproken en het oproer voorkomen.
Hij had dan ook heel wat vijanden, die zelfs smaadschriften en parabelen tegen hem lieten drukken, anoniem evenwel. Op zekeren nacht werd Ds. Smytegelt, zooals zoo vaak gebeurde, uit zijn bed geklopt. Hij moest dadelijk bij een van zijn gemeenteleden komen, die plotseling ernstig ziek was geworden.
Haastig kleedde "de oude van den Singel" zich aan en begaf zich op weg. 't Stormde vreeselijk, en hij kwam geen levende ziel tegen. Alleen bij een brug zag hij twee mannen staan, die zich niet om het weer bekommerden; zeker varensgasten, op weg naar hun schip.
Ten laatste is hij waar hij wezen moet, maar tot zijn verbazing brandt er geen licht. Op zijn herhaald kloppen wordt de deur eindelijk geopend, en als hij binnen komt, hoort hij dat er een vergissing in het spel moet zijn. Men heeft hem niet geroepen.
't Is twee jaar later, en andermaal wordt de predikant in het holle van den nacht gewekt. Dringend verzoekt men hem mee te gaan — iemand die tot voor enkele jaren zijn verbitterde vijand was, ligt op sterven. Smytegelt rept zich, en is spoedig bij den zieke, die hem onder snikken vertelt, dat hij het was, die hem in dien stormnacht geroepen had en naar buiten gelokt, met het vaste voornemen om hem, met behulp van zijn vriend, over de brugleuning te werpen. Maar toen Smytegelt de brug naderde, had hij duidelijk voor, achter en aan beide zijden van den dienaar Gods een wacht van engelen gezien, die hem met vlammende zwaarden begeleidden. Zijn vriend had niets gezien, maar kwam toch zoo onder den indruk van den ontzettenden schrik die zijn kameraad beving, dat ook hij tot inkeer kwam.
Onderwerp
VDK 0770A* - De engelenwacht   
sinVDK 0770A* - Die Engelwache   
Beschrijving
Een man bekent op zijn sterfbed aan ds. Smytegelt enige jaren tevoren hem op een stormnacht geroepen te hebben om hem met een vriend van de brug af te werpen, maar toen hij naderde, zag de man dat hij vergezeld ging van een wacht van twee engelen met vlammende zwaarden.
Bron
J.R.W. en M. Sinninghe: Zeeuwsch sagenboek. Zutphen 1933, p. 207-208
Commentaar
voor 1900
De engelenwacht
Kist en Royaards, Archief voor Kerk. Gesch. VIII, 455; G. D. van Oosten.
Naam Overig in Tekst
Ds. Bernardus Smytegelt   
Naam Locatie in Tekst
Goes   
Borssele   
Middelburg   
Singel   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20