Hoofdtekst
De heer van Zuijlichem was ergens te gast daer hem kaernemelck wierd voorgeset. R. ' Ey mijnheer, proeft doch een lepel of twee hiervan. 't Is een vrucht van ons eygen landt. 't Is schoone botermelck.' R. 'Ik proef 't klaer dat het botermelck is, daervan sal ick er dese klomp noch in doen.'
Beschrijving
De heer Van Zuijlichem kreeg eens ergens karnemelk. De gastheer/vrouw zei hem dat het botermelk was. De heer zei dat hij dat kon proeven, en dat hij er nog een klomp in zou doen.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Zuylichem [= Constantijn Huygens]   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20