Hoofdtekst
Een predikant tot Rotterdam, opposeerde sich eeniger wijse tegens de magistraet. Als hij coram moeste koomen, seyde hij dat niemandt, wie hij soude mogen wesen, de predikanten behoorden te contradiceren, alsoo sij Godts woordt verkondigden, ende engelen des Heeren wierden genoemt. 'Jae', seyde een van de regenten Hendrick Nobel, 'zijt ghij engelen, weet dat wij goden zijn, als David seyt in den 82e psalm, ende daervan gebieden wij u nae desen sulcke op de stoel te swijgen.'
Beschrijving
Een predikant zei toen hij eens openbaar sprak dat niemand de predikanten tegen mochten spreken. Zij verkondigden namelijk Gods woord en werden engelen des Heeren genoemd. Een van de regenten zei toen, dat als de predikanten engelen zijn, zij goden zijn zoals David zei in de 82e psalm. En daarom gebood hij de predikant te zwijgen.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
coram is Latijn voor: ten overstaan van iedereen.
Naam Overig in Tekst
Godts woordt   
Gods woord   
Engelen des Heeren   
Hendrick Nobel   
David   
Naam Locatie in Tekst
Rotterdam   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20