Hoofdtekst
Een Engelsch capiteyn, groot van persoon en hovaerdt, stack sijn handt in sijn broeck en liet er soo een sluyper van een scheet in los branden en hiel die handt soo warm voor een jong edelmans neus, wiens hart wel sonder sulck lont kon aengesteken werden. R. 'Sir, 't is een conckelfoes.' Een ander gaet nae achteren en schijt sijn hand vol, dat den capiteyn in sijn bakhuys kreeg. R. 'Wat, duyvel, is dat?' R. ' 't Is warachtig ook een conkelfoes, maer sii is in mijn hand gebroken.'
Beschrijving
Een Engelse kapitein laat een wind en houdt zijn hand erbij. Dan houdt hij zijn hand voor de neus van een jonge edelman. Die zei: "Sir, het is een konkelfoes." Een ander gaat daar achteren en schijt zijn hand vol. Dit krijgt de kapitein in zijn gezicht. Hij zegt: "Dit is ook een konkelfoes, maar hij is in mijn hand gebroken."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Engelsch   
Engels   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20