Hoofdtekst
Nanning hadde een wonderlijcken dronck over sich. Eens dat hij in geselschap sijn gat wel vol hadt, rechtede hij 100 potsen aen. R. 'Wat schort de vent, maelt hij altijt soo?' 'Jae', seyde Steijn, 'hij begint altoos te maelen als hij de wind quijt is.'
Beschrijving
Wanneer Nanning vol met drank zat, maakte hij altijd veel grappen. Iemand vroeg of hij altijd zo maalde. Antwoord: "Ja, hij begint altijd te malen als hij de wind kwijt is."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Locatie in Tekst
Nanning   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20