Hoofdtekst
Een die met een strontbeer, alias stilleveger, wilde gecken seyde: 'Sij moogen van u seggen wat sij willen of uw ampt seer noodsaeckelijck is in de republijcq of niet etc. Ghij hebt al vast meenigen schoonen stront nae buyten toe gebracht.' R. 'Mijns wetens niet, want sij scheenen mij altemael leelijck, maer als ghij er eens een schoonen in 't oog hebt, komt se vrij uytsoecken en kiesen. Mijn heele schuyt en vracht is tot uw dienst. Maer dat ick evenwel nodig ben in een republicq is waerachtig, want waer vind men ergens sulcken wissen alchimist of soo kunstigen werckman als mij? Die de spijs en dranck als sij vergaen en verrot is weet ter plaetse te brengen daer se weer spijs en dranck werd.
Beschrijving
Iemand wilde een nachtwerker bespotten en vroeg hem of hij al veel mooie stront had geraapt. Antwoord: "Bij mijn weten zijn ze allemaal lelijk, maar je mag weleens een mooie uit komen kiezen uit mijn vracht. En ik bn zeker nuttig in een republiek, want waar vindt men iemand die vergane spijs en drank op de plaats brengt waar ze weer spijs en drank wordt?"
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20