Hoofdtekst
Domine Lubbert vertrooste Sent op sijn sterfbedde. Maer Sent, die een ruw zeeman was en lang voor stuyrman hadde gevaeren, was niet seer aendachtig. R. 'Wel, broeder, hoe zijt ghij dus ongevoelijck, het is of het u niet aen en gaet! Weet ghij wel dat ghij sult koomen in dat hemelsche paradijs, daer eeuwige heerlijckheyt eeuwige vreugde is, daer alle schatten der wijsheyt ende alle verborgene dingen, die men in dese wereldt niet begrijpen kan, sullen geopenbaert werden etc.' R. 'Dan wilde ick er noch wel soo een poosje nae toe, het eerste daer ik nae vraegen souw, soude nae O en W zijn.'
Beschrijving
Toen een zeeman, die lang als stuurman had gewerkt, op zijn sterfbed lag, werd hij berispt door de dominee omdat hij niet goed luisterde. Hij beschreef de hemel, waarop de zeeman zei: "Dan wil ik er wel een poosje naar toe, het eerste waar ik naar vragen zou, zou naar O en W zijn."
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Lubbert   
Naam Locatie in Tekst
Sent   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20