Hoofdtekst
Francoijs sat bij sijn vrijster te vrijen in de wintertijt. Hij kreeg haer sooverre dat sij hem sijne begeerte toestont, maer den armen duyvel quam bekaeyt uyt. Sij hem soo verlegen siende, wilde hem verschoonen, seggende: 'Het sal noch wel komen, de koude is daer oorsaeck van etc.' 'Dat geloof ick warachtig niet, want de hondt heeft mij die potsen wel gespeelt midden in de soomer.'
Beschrijving
De vrijster van Francoijs stond hem toe met haar te vrijen tijdens de winter. Het lukte Francoijs echter niet. Zijn vriendin wilde hem troosten en zei dat het door de kou kwam. Francoijs geloofde dat niet, want het was hem in de zomer met de hond ook al eens overkomen.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Francoijs   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20