Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

THM00269

Een sage (internet), dinsdag 18 oktober 2005

Hoofdtekst

Terwijl men boven de grond voortdurend belaagd werd door vuurmannen, auvermannekes (kabouters), weerwolven en ander gespuis, was het ònder de grond beslist niet veel veiliger. De mijnen met hun zwijgende duisternis, de schimmen veroorzaakt door het licht van de mijnlamp en hun vreemde en vaak angstaanjagende geluiden waren ook een welkome bron van bijgeloof. Nog voor de aanleg van een mijn gebeurden er vaak rare en onverklaarbare dingen. Vlak voordat de aanleg van de Oranje-Nassau I begon, verscheen in stormachtige nachten vaak een duivelachtig gezicht lichtend tegen de nachtelijke hemel.
Er heerste angst om op bepaalde tijden af te dalen, omdat dan onafwendbaar een ongeluk zou gebeuren. Zo stonden bijvoorbeeld de Kerstdagen ik een kwaad licht, omdat de mijn rond deze tijd slachtoffers eiste. Ook was het ten strengste verboden om ondergronds te fluiten, omdat dit de kwade berggeest, die iedere mijnwerker tijdens zijn arbeid begeleide, zou kunnen vertoornen. Kaspar, zoals de geest genoemd werd, was al niet te spreken over het feit dat men zich meester probeerde te maken van zijn rijke kolenvoorraden. Hij gaf vaak uiting aan zijn woede door in één klap een hele pijler in te drukken. Ook heeft men hem gezien, terwijl hij met gloeiende ogen vanuit verlaten gangen naar de arbeiders staarde. Soms maakte hij ook het gereedschap zoek of at hij de boterhammen van deze of gene op... Wie hem echter respect toedroeg werd door hem vriendelijk behandeld. Zij die hem gezien hebben omschreven Kaspar, ook bekend als het "Kaolmenke", als een witbebaarde grijsaard. De geest zou volgens overlevering de verpersoonlijking zijn van de boetelingen, die door middel van het veroorzaken van explosies en instortingen wraak zouden nemen op hetgeen hen was aangedaan. 't Tzimmermans Hoebèètje had ooit het lef zich spottend te uiten over de mijngeest en werd prompt door hem achterna gezeten. Op zijn vlucht door de ondergrondse gangen kon hij de ruwe hand van Kaspar op zijn rug voelen...
Het verhaal deed de ronde dat op de Staatsmijn Emma eens een leerling drie dagen spoorloos was. Toen men hem uiteindelijk vond vertelde hij, dat hij samen met een oude man een rondgang door de mijngangen had gemaakt. Met hem was hij al die tijd rondgedoold zonder honger of dorst te ondervinden. Een dokter, die hem naderhand onderzocht, kon geen enkele afwijking of vermoeidheid constateren.
Op de Oranje-Nassau werkte een jongeman die geen geloof hechtte aan de sagen rond de mijngeest. Toen men hem weer eens vertelde van Kaspar kon hij slechts hartelijk lachen. Al zingend en fluitend ging hij verder met zijn werk, toen plotseling een glimmende en grommende gedaante voor hem opdook. In paniek gooide de jongen een oliekan op de verschijning toe. Er klonk een schreeuw, de lamp werd uitgeslagen en de jongen werd overhoop geworpen. In de verte klonken nog snel verwijderende voetstappen en een schor gelach.
In de Vlaamse mijnen, zo verteld de legende, zou de putheks Leynwecks gespookt hebben (put=mijn). Deze vrouw moet ooit echt hebben bestaan en zelfs al tijdens haar leven ongeluk gebracht hebben. De kolenvoorraden in de Poolse mijnen werden bewaakt door Skarbnik, die, in tegenstelling tot Kaspar een goede mijngeest was.
Volgens een andere legende zou zich in de kolenlagen de Kolenwolf verborgen houden. Wanneer hij tevoorschijn kwam blies hij vaak enorme hoeveelheden kolengruis door de lucht, hiermee alles en iedereen bedekkend. Het mijngas, dat voornamelijk in vetkoolmijnen aanwezig was, was hiervoor echter verantwoordelijk.
Op de Wilhelmina werkte in het prille begin van de ontginning een buitenlander als stutter. Helemaal alleen verrichtte hij drie maal zoveel werk als zijn collega's. Het vreemde was, dat hij tijdens het werk niemand in zijn nabijheid duldde, anders vertikte hij het een hand uit te steken. Toen zijn mede-arbeiders, die net als hij in akkoord werkten, protesteerden dat hij zoveel meer verdiende als zij, besloot een opzichter deze vreemde man op de proef te stellen en prompt werd zijn akkoordloon verlaagd. Om geen verlies te lijden verzette hij sindsdien echter tien maal zoveel werk als zijn ploegmakkers. De opzichter wilde nu wel eens zekerheid of hier niet de duivel in het spel was. Samen met een schietmeester verstopte hij zich, gewapend met een rozenkrans, om de vreemde tijdens het werk te kunnen gadeslaan. Zodra de stutter verscheen liep hij zonder omwegen naar de schuilplaats van de beide mannen en joeg hen weg. Kort na dit incident was de "duuvelskaerel" zonder enig spoor verdwenen. Het raadsel is nooit opgelost...
[Bron: http://members.home.nl/m.krewinkel/diversen/bijgeloof.htm]

Onderwerp

TM 3118 - De Berggeest (het mijnspook)    TM 3118 - De Berggeest (het mijnspook)   

Beschrijving

Kaspar de mijngeest was kwaad dat men zijn rijkdommen weghaalde. Soms trok hij een pijler om, zodat het plafond instorte. Mijnwerkers zagen soms zijn gloeiende ogen. Als hij boos is, gooit hij mensen omver. Hij maakte gereedschap zoek of at de boterhammen van de arbeiders op. Een leerling-mijnwerker was een keer drie dagen zoek, omdat hij samen met Kaspar zou hebben rondgedoold door de gangen. Een stutter kon eens zoveel werk meer verzetten dan meerdere andere mensen, dat men dacht dat het de duivel was.

Commentaar

aangetroffen 18 oktober 2005

Naam Overig in Tekst

Oranje-Nassau I    Oranje-Nassau I   

Kaolmenke    Kaolmenke   

Tzimmermans Hoebèètje    Tzimmermans Hoebèètje   

Staatsmijn Emma    Staatsmijn Emma   

Vlaams    Vlaams   

Leynwecks    Leynwecks   

Skarbnik    Skarbnik   

Kolenwolf    Kolenwolf   

Wilhelmina    Wilhelmina   

Naam Locatie in Tekst

Kaspar    Kaspar   

Vlaanderen    Vlaanderen   

Polen    Polen   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:21