Hoofdtekst
Een snaeck van een predicant in 't midden van sijn preecken sijnde, hoorde een kint dapper krijten, dat hem in sijn herssenen onverdraegelijck was. R. 'Koster, breng dat kint terstont uyt de kerck of doet het swijgen, of ick sal er uytraecken.' De koster was er wat lang mede besig als hem wel lief was. 'Sie daer', seyde hij, 'nu ben ick er uyt, is het nu niet wel gemaeckt?' En hij quam van stoel.
Beschrijving
Een wat wonderlijke predikant heeft tijdens zijn preek veel last van een huilend kind. Hij draagt de koster op om het kind ofwel te laten zwijgen ofwel de kerk uit te zetten, want als dat gebrul nog lang aanhoudt, raakt hij uit zijn verhaal. De koster doet wat de predikant hem vraagt, maar is daar langer mee bezig dan de predikant lief is. Die merkt op dat hij er nu letterlijk 'uit' is (en dus dat hij klaar is), dat de zaak zo mooi geregeld is en hij stapt vervolgens van de preekstoel.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20