Hoofdtekst
Enno quam na Fop vraegen. De meyt seyde dat hij niet thuys en was. Enno, schoon hij wel beter wist, ging weerom. Drie daegen daerna quam Fop nae Enno vraegen, die self het hooft uyt de venster stack, seggende dat hij niet thuys en was. R. 'Wel, dat is schoon, sie ick u niet uyt de venster en hoor ick u niet spreecken?' R. 'Wel, ick heb uw meyt laest wel gelooft dat ghij niet thuys waert en gelooft gij mij nu selver niet?'
Beschrijving
Enno wil bij Fop op bezoek, maar de meid laat weten dat Fop niet thuis is. Enno weet wel beter, maar gaat toch naar huis. Drie dagen daarna wil Fop bij Enno op bezoek. Die steekt zijn hoofd buiten het raam en roept dat hij niet thuis is. Fop is verbaasd: hij hoort en ziet Enno toch? Daarop antwoordt Enno dat hij drie dagen geleden de meid van Fop wel wilde geloven toen die aangaf dat Fop niet thuis was en nu wil Fop Enno zelf niet eens geloven?
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Enno   
Fop   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20