Hoofdtekst
Japick quam Claes met sijn leepe oogen tegen. R. 'Hoe, ben je sieck?' R. 'Neen ick.' R. 'Hoe staen u oogen dan soo hol en kluchtig?' R. 'Ick hebbe altoos machtige seere oogen en weet niet beeter of ben gesond.' R. 'Ghij meugt praeten soo ghij wilt, ick seg, ghij siet er niet wel uyt.'
Beschrijving
Japick komt Claes met zijn 'lepe ogen' tegen (tranende ogen) en vraagt hem: 'Ben je ziek?' Claes antwoordt ontkennend, en Japick geeft aan dat zijn ogen zo hol en raar in zijn hoofd staan. Daarop antwoordt Claes: 'Ik heb altijd erg pijnlijke ogen en ik weet niet beter of ik ben gezond.' Japick: 'Jij kunt praten wat je wilt, ik zeg, jij ziet er niet goed uit.' (De laatste opmerking van Japick kan op twee manieren opgevat worden. Het kan betekenen dat hij vindt dat Claes er niet gezond, niet goed uitziet. Het kan ook betekenen dat Claes niet goed uit zijn ogen kan kijken, dus niet goed kan zien vanwege de oogaandoening.)
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Japick   
Claes (Klaas)   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20