Hoofdtekst
Kleijn Keesje, lang van de gigt en stijf van de pocken, was evenwel altoos ontrent de hoertjes te vinden. Hij soud'er na toe gekroopen hebben als 't hem sijn beenen weygerden hem daer te draegen. 'Keesje', seyde iemant, 'is een natuerlijck man, in hem siet men dat het bloet kruypt daer het niet gaen en kan.'
Beschrijving
Kleine Kees, die veel last had van jicht en stijf stond van de pokken, was veel te vinden bij de hoeren. Hij zou er zelfs naartoe gekropen zijn als zijn benen zouden weigeren. Iemand zei daarom dat Keesje een 'natuurlijk' man is (puur, zoals de natuur ingeeft): in hem ziet men dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Kleine Kees   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20