Hoofdtekst
Slackje, een drolligen schelm en voerman tot Leyden, wierdt gevraegt of hij een dief die 's daegs tevooren tot Haerlem gehangen was wel soude derven haelen, alsoo sij hem anatomiseeren wilden. R. 'Och jae, het scheelt mij niet of ick doode of levendige menschen voer.' Slackje trock heen en haelde hem, maer onderwegen tot Lis komende sette hij den dief fatsoenelijck overeynt in de wagen en ging sich vol suypen. Als het op rekenen quam, seyde Slackje: ''t Heerschap sal 't betaelen.' Daermet stapte de waerdt nae vooren, maer alsoo hij op sijn roepen en maenen geen antwoord kreeg, quam hij weder binnen en seyde: ''t Heerschap slaept.' R. 'Hij heeft evenwel geseyt te betaelen, schreuwt hem wacker.' De waerd stapte weer heen, maer quam niet 't selve bescheyt wederom. 'Ackermest', seyde Slackje, 'kond gij hem niet wacker krijgen, houdt hem de kaers onder sijn neus of stoot hem aen, hij moet wel wacker worden.' De waerd gaet daerop te werck, maer met de eerste stoot bruyt de dief onder de voet. De waerd quam verbaest binnen om Slackje die, voorkomende, seyde: 'Jou hontsvot, soo hebt gij de man gestooten, hij is bij mijn ziel doot.' De waerd liep in desen angst vast gints en weder. Ondertusschen rijdt Slackje met 't gelach (daer men doe niet op en dacht) deur en over drie dagen vertelde hij aen de waerd, die in huys verborgen sat, de gansche saeck, die wel blij was dat hij er soo afquam.
Onderwerp
AT 1535 - The Rich and the poor Peasant   
ATU 1535 - The Rich and the Poor Farmer.   
Beschrijving
Slackje, een koddige grappenmaker en voerman in Leiden, krijgt de vraag of hij een dief die de vorige dag is opgehangen in Haarlem zou durven ophalen. Men wil graag sectie op hem verrichten. Het maakt Slackje niet zoveel uit of hij dode of levende mensen vervoert. Slackje haalt de dode dus op en stopt onderweg in Lisse. Hij zet de man in zijn wagen rechtop en zuipt zich vol. Als hij moet afrekenen, zegt Slackje dat de heer in de wagen zal betalen. De waard loopt naar buiten, maar de man reageert niet op het roepen van de waard. Die gaat daarom maar weer naar binnen en legt Slackje het geval voor. Die stelt de waard voor de man dan wakker te schreeuwen; hij heeft immers beloofd te betalen. Ook het schreeuwen werkt niet. Dan raadt Slackje de waard aan de man een kaars onder de neus te drukken, of anders goed aan te stoten. De uitbater gaat het proberen, maar reeds bij de eerste stoot valt de passagier op de grond. De verbaasde waard legt Slackje de zaak voor. Die bekijkt de zaak en beschuldigt de arme man vervolgens van doodslag. De waard weet niet waar hij het zoeken moet en ondertussen knijpt Slackje, zonder betaald te hebben - daar denkt men op dat moment natuurlijk niet aan -, er tussenuit. Drie dagen later bengt Slackje de waard op de hoogte van de waarheid. De waard, de arme man heeft zich in huis verstopt, is al lang blij dat hij er zo afkomt.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Motief
K 2152   
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
The rich and the poor peasant
Naam Overig in Tekst
Slackje (Slakje)   
Naam Locatie in Tekst
Leiden   
Haarlem   
Lisse   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20