Hoofdtekst
Ten Noorden van Appingedam stonden, ieder op een hooge wierde, twee kloosters.
Het Oldenklooster, Feldwerd geheten, werd reeds in 1183 gesticht door Hatebrandus; het stond onder Holwierde.
Nog dichter bij den Dam, te Jukwerd, verrees in 1204 Romerswerf of Rozenkamp, Campus rosarum, gewoonlijk Nijenklooster genoemd.
Beide werden in 1574 gesloopt.
Van de meer dan 30 kloosters in Stad en Ommelanden is er in de dagen der Hervorming geen enkel als zodanig overgebleven. Zelfs de gebouwen bleven niet gespaard. Sommige werden geplunderd door de Watergeuzen; andere werden door Rooms en Onrooms als vesting gebruikt en verbrand; wat er na 1594 nog overbleef werd gesloopt. Alleen Rottum hield het als pastorie en school nog vol tot 1856, en gelijk alom bekend, van Ter Apel is nog een deel van de benedenverdieping over.
Geslachten kwamen en gingen; als er nog over de kloosters gesproken werd, dan was het als over de plaatsen van oud bijgeloof.
En tòch.... En tòch.... Er is iets bijzonders verbonden aan de plaats, waar ze stonden. Niemand weet meer het rechte; de verbeelding heeft vrij spel.
't Is er anders dan op andere plaatsen.
Het verleden is niet dood; het spreekt tot de fantazie, vooral als er ook uiterlik nog wat overgebleven is.
Hoe het er vóór honderd jaar in ons gewest uitzag, is met zorg beschreven in een allermerkwaardigst boekje.
In 1819 gaf Hs. Kremer, 'schoolonderwijzer' te Finsterwold, zijn 'Beknopte Aardrijks en Geschiedkundige Beschrijving der Provincie Groningen' uit. Daarvan kwam de tweede druk uit in 1839, toen Kremer al overleden was. Deze tweede uitgave is, zonder dat het er bij staat, van Ds. Westendorp van Losdorp, een van de beste kenners van land en volk; een man van onkreukbare eerlikheid, zoodat aan zijn mededelingen niet de gringste twijfel veroorloofd is. Deze man had oog voor allerlei oudheden en oor voor allerlei overleveringen, die hij inlaste in het boekje van Kremer.
Als bij op zijn wanderlingen bij de standplaats van Oldenklooster gekomen is, dan houdt hij stil, slaat zijn blik over de velden rondom.... en over het verleden:
'Hier maakten wij meermalen bij onze wandelingen de opmerking, dat de eerste stichters dier conventen, doorgaans, eene voortreffelijke standplaats hebben uitgekozen. Thans bevinden er zich op deze hooge terp twee boerderijen. Bewonderenswaardig kwam ons inzonderheid de oude ruime put of de ronde opgemetselde bron voor van 9 voeten in doorsnede, die eene kleine waterkom van ruim 12 voeten in doorsnede op het hoogste punt van eene terp vormt en die steeds kostelijk water opgeeft, zoodanig, dat hetzelve er bestendig verscheidene voeten hooger staat, dan het omliggende maaiveld is. En alschoon de slooten in den geheelen omtrek ook uitgedroogd zijn, dan nog staat het water in dien put ten minste wel 6 ja 8 voeten boven het maaiveld en derhalve omstreeks 12 voeten boven den bodem der uitgedroogde slooten. Men begrijpt ligtelik, dat het water in het midden, zelfs bij de sterkste vorst, hoogst zelden digt vriest, en dit geschiedt nimmer langer dan een etmaal, bijaldien het al eens gebeurt. In 1826 heeft men dezen put 16 voeten diep uitgegraven; op deze diepte konde men echter met eenen stok van 15 voeten nog geenen bodem ontdekken. Hoe is deze uitkomst door de kloosterlingen wel verkregen in eene geheel effene landstreek, zonder heuvels of bergen, en waar men nergens zoo hooge kleilanden aantreft?' (Kremer, 2e druk, 354.)
De dominee ziet het wonder vóór zich. Nieuwlichter als hij is, waarschuwt hij zijn lezers, er toch vooral geen wonder in te zien: die kloosterlingen waren zulke knappe bouwmeesters.
Onderwerp
TM 2607 - De bodemloze put of poel   
Beschrijving
Bron
Commentaar
Naam Overig in Tekst
Oldenklooster   
Nijenklooster   
Feldwerd   
Hatebrandus   
Jukwerd   
Romerswerf   
Rozenkamp   
rosarum   
Ommelanden   
Watergeuzen   
Rooms   
Onrooms   
Ter Appel   
Kremer   
Finsterwold   
Beknopte Aardrijks- en Geschiedkundige Beschrijving der Provincie Groningen   
Naam Locatie in Tekst
Appingedam   
Holwierde   
Dam   
Campus   
Stad   
Rottum   
Westendorp van Losdorp