Hoofdtekst
Voor mij is geen zaligheid
Een kraamvrouw te Maastricht werd de vijfde dag na de bevalling als zinneloos en riep maar niets dan: 'Voor mij is geen zaligheid!'
Dat had nu al zes weken geduurd. De familie besloot ten einde raad haar met een rijtuig te vervoeren naar Rijckholt naar de Witte Paters, die in die zaken een grote naam hebben. Zes sterke mannen waren er nodig om haar te binden en neer te houden in het rijtuig.
De paters wisten reeds van het gebeurde, en de pater die met de bezwering was belast, wachtte de vrouw op aan de ingang van de kerk. Toen het rijtuig voor het gewijde gedeelte van het voorplein stilhield, beval hij de vrouw los te maken en haar haar vrije gang te laten gaan. De mannen deden dit. De pater stond onderwijl op de drempel van de kerk te bidden. Het zweet gutste hem langs het hoofd en liep hem in de hals. Het moest verschrikkelijk zijn wat hij
zag. Schoorvoetend kwam de vrouw telkens een pas dichter bij de ingang.
Toen zij de pater wilde passeren, wierp deze haar dadelijk zijn kazuifel over de schouders. Zij viel nu op de knieën bij de drempel van de kerk, begon te schreien en riep: 'Mijn God, wat is er met mij gebeurd?'
De pater gebood haar hem te volgen tot voor het altaar. Daar sprak hij de bezwering uit en toen riep de vrouw: 'Goddank, nu ben ik verlost!'
Zij wilde nu weten wat haar was overkomen. Dat mocht de pater niet zeggen, maar de eerste die haar tegemoet kwam, wanneer zij thuis uit het rijtuig zou stappen en haar zou vragen: 'Zijt gij weer beter? Daar wist ik nog niets van!' moest zij geen antwoord geven en zwijgend voorbijgaan. Want die had haar ongelukkig gemaakt.
Het kwam uit zoals de pater voorzegde. Zodra de vrouw aan haar huis uit het rijtuig stapte, was de eerste die haar tegemoet kwam de wasvrouw en deze deed ook de vraag die, volgens de pater, niet beantwoord mocht worden.
Nu wist de vrouw genoeg. Het wijf had nooit een goede naam gehad en er viel niet meer aan te twijfelen of zij was het, die 'het haar in het wasgoed had gedaan.'
Een kraamvrouw te Maastricht werd de vijfde dag na de bevalling als zinneloos en riep maar niets dan: 'Voor mij is geen zaligheid!'
Dat had nu al zes weken geduurd. De familie besloot ten einde raad haar met een rijtuig te vervoeren naar Rijckholt naar de Witte Paters, die in die zaken een grote naam hebben. Zes sterke mannen waren er nodig om haar te binden en neer te houden in het rijtuig.
De paters wisten reeds van het gebeurde, en de pater die met de bezwering was belast, wachtte de vrouw op aan de ingang van de kerk. Toen het rijtuig voor het gewijde gedeelte van het voorplein stilhield, beval hij de vrouw los te maken en haar haar vrije gang te laten gaan. De mannen deden dit. De pater stond onderwijl op de drempel van de kerk te bidden. Het zweet gutste hem langs het hoofd en liep hem in de hals. Het moest verschrikkelijk zijn wat hij
zag. Schoorvoetend kwam de vrouw telkens een pas dichter bij de ingang.
Toen zij de pater wilde passeren, wierp deze haar dadelijk zijn kazuifel over de schouders. Zij viel nu op de knieën bij de drempel van de kerk, begon te schreien en riep: 'Mijn God, wat is er met mij gebeurd?'
De pater gebood haar hem te volgen tot voor het altaar. Daar sprak hij de bezwering uit en toen riep de vrouw: 'Goddank, nu ben ik verlost!'
Zij wilde nu weten wat haar was overkomen. Dat mocht de pater niet zeggen, maar de eerste die haar tegemoet kwam, wanneer zij thuis uit het rijtuig zou stappen en haar zou vragen: 'Zijt gij weer beter? Daar wist ik nog niets van!' moest zij geen antwoord geven en zwijgend voorbijgaan. Want die had haar ongelukkig gemaakt.
Het kwam uit zoals de pater voorzegde. Zodra de vrouw aan haar huis uit het rijtuig stapte, was de eerste die haar tegemoet kwam de wasvrouw en deze deed ook de vraag die, volgens de pater, niet beantwoord mocht worden.
Nu wist de vrouw genoeg. Het wijf had nooit een goede naam gehad en er viel niet meer aan te twijfelen of zij was het, die 'het haar in het wasgoed had gedaan.'
Beschrijving
Een kraamvrouw wordt de vijfde dag na de bevalling zinneloos. Een Witte Pater uit Rijckholt weet haar te genezen. Zij mag echter niet antwoord geven op de vraag die de wasvrouw haar stelt als zij weer teruggekeerd is in haar eigen plaats. De wasvrouw heeft nooit een goede naam gehad.
Bron
Kemp, Pierre. Limburgs Sagenboek. Gebrs van Aelst. Maastricht, 1925.
Herdruk: ca. 1970
Herdruk: ca. 1970
Commentaar
1925 (Herdruk ca. 1970)
Dit verhaal is te vinden in het hoofdstuk 'Van heksen en maren'.
Naam Overig in Tekst
Witte Paters   
Naam Locatie in Tekst
Maastricht   
Rijckholt   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20