Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

SINUTSAG080 - St. Willebrord.

Een legende (boek), 1938

Hoofdtekst

Vele malen trok Willebrord nog langs de Hollandsche kust om het woord Gods te verkondigen in de dorpen achter de duinen, en er kerkjes te bouwen. Te Petten, te Velsen, waar hij den H. Engelmond achterliet, te Limmen en te Wijk, waar hem de vroonhoeve Adrichem geschonken werd, kent men den heilige nog bij name, te Heiloo echter wijst men den "preekstoel" aan, waar een tweetal zijwegen in de schaduw van een eik uitloopen op den ouden weg naar het tempelmeer, en den Willebrordsput.

Hoe lieflijk ligt het klein Heiloo
Van 't hooge bosch beschut;
Een kerk, zeer oud, staat daar gebouwd,
Daar achter is een put.

Die put (een schat voor mensch en beest)
Met heldre bron gevuld,
Die is daar altijd niet geweest
Zooals gij hooren zult.

Toen Willebrord de kruisleer bracht,
Van d'overkant der zee,
Was 't hier een zand in 't heidensch land,
Een droge dorre stee.

De tocht was lang, de hitte bang,
De reisflesch uitgeput;
Des heiligs borst versmacht van dorst....
En nergens huis of hut!

Daar staat hij, leunende op zijn staf
en ziet vergeefs in 't rond....
Daar knielt hij neer, en bidt zijn Heer
Daar opent zich de grond.

Daar vloeit een zilverklare bron,
Die alle nood verdrijft,
Waar Willebrord zijn dank bij stort,
En die gezegend blijft.

Dat is de put van 't klein Heiloo,
In Kenmerland beroemd;
Die 't wonder looft, ontdekk' zijn hoofd,
En strooi hem met gebloemt.

In het voorjaar van 698 zien wij Willebrord den anderen kant opgaan om te Emmerik, waar hij voor twee jaar zijn medewerker Suidbert achterliet, te prediken en de kerk te bouwen. Van hier begaf hij zich naar het eiland Keizersweerd, waar Suidbert nu zijn abdij bouwde, sinds de bewoners van Ratingen hem verdreven hadden en de poort met zo'n woest geweld achter hem gesloten hadden, dat zijn duim verbrijzeld werd, hetgeen nog altijd te zien is aan den zijgevel van Suidbert's kerk.
Daar bereikte hem de uitnoodiging van Pepijn die te Keulen hof hield, en van de beide aartsbisschoppen van Trier om tot hen te komen en te spreken over de bekeering der heidenen. Vanuit Trier trok hij met de beide aartsbisschoppen, Basin en Ludwin, langs de kloosters, die her en der verspreid lagen in de dalen, waar het rosse, gedrongen vee graasde en de beekjes platerden over de gladde, glimmende steenen. Zoo kwam hij ook in het Mariaklooster te Oehren, waarvan Irmina, dochter van koning Dagonbert, abdis was. Den nacht na zijn bezoek kon Irmina den slaap niet vatten. Altijd weer moest zij denken aan het lot van apostelen gelijk Willebrord,....waren niet kortlings twee zijner metgezellen, de gebroeders Ewoud, de Roode en de Zwarte, gevangen genomen door de Saksers en gekruisigd te Bentheim op den berg, nadat zij in Drenthe en Twenthe tientallen malen aan den marteldood ontsnapt waren.... Toen, midden harer peinzen, hoorde zij een stem, die sprak: "De priesters in de lage landen bij de zee zwerven rond, ver van hun vaderland, terwijl hen elken dag het zwaard der ongetemde Friezen bedreigt. Waar zullen zij uitrusten als zij vermoeid zijn? Waar zullen zij genezen als zij ziek zijn? Waar zullen zij begraven worden als zij sterven?" En toen zij vroeg: "Zeg mij, wat ik kan doen voor Willebrord, den bisschop, en zijn gezellen?!" antwoordde de engel des Heeren: "Irmina, geef hen uw dorp Echternach met het kleine klooster dat ge er bouwen deedt." "Dat zal ik!" Zij schrok wakker van het geluid van haar eigen stem. De geschiedenis bevestigt! "Den eersten November van het jaar Onzes Heeren 698 schonk Irmina klooster en vroonhoeve van Echternach aan Willebrord, der Friezen bekeerder." Geruimen tijd bleef Willebrord daar vertoeven, wijdde Maria de kloosterkerk en zijn voorgangers Petrus en Paulus de dorpskapel.

Beschrijving

Willebrord trok veel langs de kust om mensen te bekeren. In Heiloo heeft men nog steeds de Willebrordsput. Irmina, dochter van koning Dagobert, geeft Willebrord na een droom te hebben gehad van een engel het dorp Echternach.

Bron

Utrechtsch Sagenboek/ J. R. W. Sinninghe. - Zutphen: W.J. Thieme & Cie (1938), p. 83-84

Commentaar

1938
Valt onder hoofdstuk en titel(s): Legenden. 2. Heiligenlegenden. a. Utrechts Bisschoppen.
Bronnen: Behalve de geijkte Willebrordus literatuur: Alcuinus' leven van den heilige in proza; abt Thiofridus levensfragmenten en het standaardwerk van Kronenburg, werden vele sagenboeken uit Nederland en Luxemburg voor deze legendencyclus benut. (N.Gredt, Sagenschatz der Luxemburger Landes, Luxemburg 1885, S. 20, 27, 451, 501. Ed. de la Fontaine, Luxemburger Sagen und Legenden, Luxemburg 1882, s. 104, 149-150, 154. Sinninghe, Overijsselsch Sagenboek, 142-143, 223-224. Id., Limburgsch S., blz. 171-172, e.a.). Het gedicht op blz. 83-84 is van Nicolaas Beets.

Naam Overig in Tekst

Hollandsche    Hollandsche   

God    God   

H. Engelmond    H. Engelmond   

Adrichem    Adrichem   

Willebrordsput    Willebrordsput   

Emmerik    Emmerik   

Suidbert    Suidbert   

Keizersweerd    Keizersweerd   

Pepijn    Pepijn   

Mariaklooster    Mariaklooster   

Oehren    Oehren   

Irmina    Irmina   

Dagobert    Dagobert   

Ewoud    Ewoud   

de Roode    de Roode   

de Zwarte    de Zwarte   

Saksers    Saksers   

Heer    Heer   

Friezen    Friezen   

Maria    Maria   

Petrus    Petrus   

Paulus    Paulus   

Naam Locatie in Tekst

Willebrord    Willebrord   

Petten    Petten   

Velsen    Velsen   

Limmen    Limmen   

Wijk    Wijk   

Heiloo    Heiloo   

Ratingen    Ratingen   

Keulen    Keulen   

Trier    Trier   

Basin    Basin   

Ludwin    Ludwin   

Saksen    Saksen   

Bentheim    Bentheim   

Drenthe    Drenthe   

Twente    Twente   

Echternach    Echternach   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20