Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

OVER1489

Een mop (boek), derde kwart 17e eeuw

Hoofdtekst

Van al de zeeluy is er geen die soo seker op sijn poolster aenseylt, als de strontbeeren op haer kaersje, dat sij op het boort van haer schuyt setten, aengaen. De jongens, die dit niet onbekent is, hadden eens, terwijl sij besig en heen gegaen waeren om weer te laeden, het kaersje op het uytterste boort geplant. De vrienden quamen met de bruyd wedereom en meenende tot het licht toe te gaen, vielen hol over bol tot de keel toe in haer strontschuyt. Daeruyt gekrabbelt zijnde, moesten sij te waeter om haer selfs te reynigen.

Beschrijving

Zeelui zetten altijd een kaarsje neer op hun strontschuit zodat ze ook 's nachts weten waar ze hun behoefte moeten doen. Enkele jongens hadden dit kaarsje bij het laden op de uiterste kant van de schuit neergezet. Toen de zeelui hun behoefte moesten doen dachten ze naar het licht toe te gaan, maar ze vielen tot aan hun nek toe in hun eigen stront.

Bron

Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991

Commentaar

Derde kwart zeventiende eeuw

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20