Hoofdtekst
Een wonderlijck en krackelig prior hadt sommige monnicken bij sich geroepen, die hij seer hart bestrafte om eenige leurderij. Doch een van hun heeft sich dapper daertegen geset, daerop hij antwoorde: 'Gij hebt een quaet hooft.' 'Dat beken ick', seyde de munnick, 'dat ick een goet hooft hadde' (verstaende daerdoor den prior), 'het sou beeter in 't klooster staen.'
Beschrijving
Een prior had enkele monniken bijeen geroepen om hen voor een kleinigheidje te bestraffen. Eén van de monniken ging tegen hem in, waarop de overste zei: 'Jij hebt een slecht hoofd'. De monnik zei hierop: 'Dat geef ik toe; als ik een goed hoofd had gehad dan zou het beter gaan in het klooster.'
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw.
De overste bedoelt met hoofd de kop van de monnik. De monnik bedoelt met hoofd leider van het klooster
De overste bedoelt met hoofd de kop van de monnik. De monnik bedoelt met hoofd leider van het klooster
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20