Hoofdtekst
Een capiteyn, met een cordelier overvarende die een esel bij hem hadde daer hij op reedt, quelde den cordelier en seyde: 'Siet eens hoe dat uwen armen esel beeft.' 'Dat 's geen wonder', seyde de cordelier, 'dat gij oock een touw om u hals hadt en ijsers (sc. boeyen) aen de voeten en een cordelier bij u, gij sout oock wel beven.'
Beschrijving
Een kapitein voer samen met een kordelier die op een ezel reed over. De kapitein plaagde de kordelier en zei tegen hem: 'Kijk eens hoe uw arme ezel beeft.' De kordelier antwoordde: 'Dat is geen wonder, als u een touw om uw nek en boeien om de voeten had en een kordelier bij u had dan zou u ook beven.'
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Een kordelier is een minderbroeder, een fransicaan.
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20