Hoofdtekst
Eén hadde aen iemant eenig gelt geleent, maer alsoo er geen blijck van was, wiert de schult ontkent. Hij ging daerop seer bedroeft na een van sijn vrienden en klaegde sijn noot. 'Ja wel', seyde sijn vrient, 'wat sal men tegens sulcke bedriegers doen, soo doende varen sij na de hel.' 'Dat mogen sij mijnenthalven wel doen', seyde hij, 'maer 't slimste is, dat ick de vragt moet betalen.'
Beschrijving
Iemand krijgt het geld dat hij heeft uitgeleend niet terug. Hij gaat bij een vriend klagen, die hem zegt dat er niks te doen is tegen zulke bedriegers, maar dat ze zeker naar de hel zullen varen. Daarop merkt de gedupeerde op: 'Dat kan wel zo zijn, maar ik moet de reis betalen.'
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991.
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 12:26:25