Hoofdtekst
Als men in een herberg van alderhande kluchtige voorvallen ende niewicheden sprack over de maeltijt, seyder één: 'Jaewel, gisteren quam er een bruyt langs de Haerlemmerdijck en die wierde op dienselven tijt in 't gat gesteecken.' Des waerts dochter, die praetjes hoorende, droop stillekens van taefel. 'Wel', seyde de hospes, 'mijnheer, gij hadt dat seker, daer sulcke jonge maegden aen tafel sitten, wel wat bedeckter mogen vertellen.' R. 'Wel, wat duyvel, ick kan het niet geschikter seggen, want haer bruydegom die queestie kreeg, gaende wiert sij in haer bil gesteecken.' R.'Clasijntje, kom weer binnen kint, 't en is dat gat niet dat ghij meent.'
Beschrijving
In een herberg worden nieuwtjes uitgewisseld en sappige verhalen verteld. Iemand vertelde over een bruid die hij gezien had. De dochter van de waard was niet van deze praatjes gediend en verliet de tafel. De waard zelf vroeg de mannen wat discreter te zijn, vanwege de meisjes aan tafel. De man antwoordde dat het om een misverstand ging. Hij kon het niet discreter vertellen. De waard vroeg zijn dochter uiteindelijk er weer bij te komen zitten.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Overig in Tekst
Clasijntje   
Haerlemmerdijck   
Naam Locatie in Tekst
Haarlemmerdijk   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20