Hoofdtekst
Yemant willende dienst neemen, soo seyde de capiteyn: 'Gij sijt mij niet kloeck genoegh.' 'Ik beloove u kloeck genoegh te sullen sijn', seyde d'ander. De koop claer sijnde, gaen sij in een herrebergh drincken. De capiteyn, achterlast krijgende, leyde sijn mantel en degen af en ginck na achteren. Ondertusschen ginck den ander daermede deur. De hooftman wederkomende sagh hem, noch sijn goet niet, des hij seyde: 'Ik vreesde dat hij mij niet kloeck genoegh soude geweest zijn, maer nu sie ik hij is mij al te kloeck geweest.'
Beschrijving
Een man wilde in het leger en meldde zich bij een kapitein. De kapitein vreesde dat de man niet dapper genoeg zou zijn, maar nam hem toch aan. Vervolgens gingen de twee wat drinken in een herberg. Toen de kapitein naar het toilet ging, nam de man de spullen van de kapitein en vertrok. De kapitein moest bij terugkomst concluderen dat de man toch dapper was.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20