Hoofdtekst
Een quant yewers te gast zijnde stack behendich een lepel van silver in sijn sack, doch evenwel soo subtil niet of een ander merckte het. De tafel wierdt half en half opgenoomen, de keuckeknecht miste een silvere lepel, 't was sus en soo, de man was niet te vinden. Onse maet die het gesien hadt, ging stil bij de keuckeknecht en eyschte oock een silvere lepel, die hij in sijn sack stack, den knegt belastende dat hij over 1/4 uyrs weer soude binnen koomen en seggen dat hij 2 lepels miste. de jongen komt binnen, seggende: 'Vrienden, ick seyde flus van eenen, maer ick hebbe mij vergist en misse 2 lepels. Ick bidde u, vrienden, soeckt eens om.' Onse maet opstaende addresseerde sich aen den quant, seggende (sijn eijgen lepel uijthaelende): 'Ey, laet ons desen bloet niet langer quellen, geeft hem den uwen oock over', 'twelck de quant dede.
Beschrijving
Een jongen was te gast en stal een zilveren lepel van tafel, maar niet zonder dat iemand het gezien had. Nadat bekend was dat er een lepel miste, leende de man een tweede van de keukenknecht en zei hem dat over een kwartier te komen vertellen. De knecht kwam terug om te zeggen dat hij zich vergist had, er miste twee lepels. De man haalde zijn lepel uit zijn zak en zei tegen de jongen dat hij de zijne ook maar terug moest geven. De jongen deed dit.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20