Hoofdtekst
Doe tot Amsterdam die groote justicie wierdt gedaen in het jaer 166. hadde de beul op dien ochtent verdient over de 130 gulden. De schout, niet gewoon zijnde sooveel op eenen tijt uyt te geeven, viel weygerig in het betaelen. De beul gaf sijn declaratie over ter taxatie van schepenen, die beginnende te lesen: sooveel voor koordegelt, sooveel voor op het kruys te binden, 3 gulden voor ieder slag, etc., sooveel voor hangen, voor één te onthoofden 6 gulden, item 6 gulden voor één het swaerd over 't hooft etc. Eyndelijck alles wel bevonden zijnde, uytgenomen die laetste post, riepen daerop meester Cors weer binnen, seggende dat alles wel was, uytgenoomen dat hij sooveel stelde voor één die 't swaert maer hadde over het hooft gekreegen als voor één die effectivelijck gedecapiteert was. R. 'Mijne heeren, het is altoos soo de manier, want ley daer de patiënt niet meer aen geleegen als mij, het soude mij indifferent zijn of ik een voet hooger of laeger sloeg, ick doe het doch met een en deselfde moeyte.' De heeren gaven hem gelijck en condemneerden den schout ten vollen te betaelen.
Beschrijving
Er werden in Amsterdam op een dag een aantal mensen veroordeeld, en de beul verdiende die ochtend meer dan 130 gulden. De schout was niet gewend zulke grote bedragen te betalen, dus bracht de beul zijn declaratie naar de schepenen. Die namen de lijst door, en alles was in orde, behalve dat de beul evenveel rekende als voor een onthoofding als voor onthoofding met zwaard. Meester Cors antwoordde dat het hem om het even was hoe hij iemand onthoofde, of het nou wat lager of hoger moest, er was dezelfde kracht voor nodig. De heren gaven hem gelijk en hij werd uitbetaald.
Bron
Aernout van Overbeke, Anecdota sive historiae jocosae. Ed. R. Dekker, H. Roodenburg en H.J. van Rees. Amsterdam 1991
Commentaar
Derde kwart zeventiende eeuw
Naam Locatie in Tekst
Amsterdam   
Cors   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20