Hoofdtekst
In de buurt van Den Bosch woonde vroeger eens een zeer rijk heer. Het was een boer, die aan God noch gebod geloofde. Wel had deze rijke boer een zeer vrome vrouw.
Het was vastentijd en Goede Vrijdag. Om zijn vrouw verdriet te doen gebood hij haar een grote worst te braden. Eerst weigerde de vrouw, maar toen de boer dreigde alles kort en klein te slaan, moest de vrouw wel toegeven. Ze ging naar de keuken om de worst te braden en even later kwam ze met de worst terug in de woonkamer. Ze zette de pan met worst op tafel en wilde zich weer verwijderen. Maar de boer dwong haar in de kamer te blijven en toe te zien hoe hij de worst verorberde. ‘Want,’ zei de boer, ‘Goede Vrijdag zegt me niets.’
De boer ging aan tafel zitten, nam een mes en wilde de worst aansnijden. Maar, o wonder, de worst vloog uit de pan en kroop als een slang over de tafel.
De boer riep nu vol woede: ‘Ik wil je eten, jij duivelsworst, ook al zal ik er bij de eerste hap in stikken!’
Op dat moment bleef de worst doodstil liggen. De boer prikte met de vork in de worst, sneed er een stuk af en stak het in zijn mond. En op hetzelfde moment verslikte hij zich zondanig dat hij erin stikte.
Het lijk van de godloochenaar werd voor de helft zwart. Dezelfde dag nog werd het lijk in ongewijde aarde begraven. Maar de geest van de man bleef door het huis dwalen. Dagen en nachten, wekenlang. Tot de huisgenoten het niet langer meer verdragen konden. Ze lieten een priester komen, die de geest wist te verbannen.
Maar soms ziet men nog, op de vrijdagen tijdens de vasten, de geest van de boer ronddwalen.
Het was vastentijd en Goede Vrijdag. Om zijn vrouw verdriet te doen gebood hij haar een grote worst te braden. Eerst weigerde de vrouw, maar toen de boer dreigde alles kort en klein te slaan, moest de vrouw wel toegeven. Ze ging naar de keuken om de worst te braden en even later kwam ze met de worst terug in de woonkamer. Ze zette de pan met worst op tafel en wilde zich weer verwijderen. Maar de boer dwong haar in de kamer te blijven en toe te zien hoe hij de worst verorberde. ‘Want,’ zei de boer, ‘Goede Vrijdag zegt me niets.’
De boer ging aan tafel zitten, nam een mes en wilde de worst aansnijden. Maar, o wonder, de worst vloog uit de pan en kroop als een slang over de tafel.
De boer riep nu vol woede: ‘Ik wil je eten, jij duivelsworst, ook al zal ik er bij de eerste hap in stikken!’
Op dat moment bleef de worst doodstil liggen. De boer prikte met de vork in de worst, sneed er een stuk af en stak het in zijn mond. En op hetzelfde moment verslikte hij zich zondanig dat hij erin stikte.
Het lijk van de godloochenaar werd voor de helft zwart. Dezelfde dag nog werd het lijk in ongewijde aarde begraven. Maar de geest van de man bleef door het huis dwalen. Dagen en nachten, wekenlang. Tot de huisgenoten het niet langer meer verdragen konden. Ze lieten een priester komen, die de geest wist te verbannen.
Maar soms ziet men nog, op de vrijdagen tijdens de vasten, de geest van de boer ronddwalen.
Onderwerp
SINSAG 0410 - Der gebannte Geist.   
Beschrijving
Een godloochenaar gebiedt zijn vrome vrouw op Goede Vrijdag en vastentijd hem worst voor te zetten. De worst vliegt uit de pan, kruipt als een slang over tafel, waarop de boer roept dat hij de duivelsworst wil eten, ook al stikt hij er in. Hij verslikt zich in het eerste stuk en stikt. Het lijk wordt voor de helft zwart en wordt in ongewijde grond begraven. De geest van de man blijft ronddwalen, tot een priester de geest verbant.
Bron
B. Janssen: Het Dansmeisje en De Lindepater – Sagen en legenden uit Kempen, Meierij en Peel. Maasbree 1978, p.82-83.
Commentaar
1978
Der gebannte Geist.
Naam Overig in Tekst
God   
Goede Vrijdag   
Naam Locatie in Tekst
Den Bosch   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20