Hoofdtekst
Een slimme boerendochter.
Een boerendochter in de Wouden zoude eens naar de stad gaan voor boodschappen, De weg was lang, misschien wel twee uren gaans, maar dit was voor haar geen bezwaar, want zij was jong en sterk en moedig. De weg was ook eenzaam en dit was in vroeger tijd - want het is reeds heel lang geleden - dikwijls niet zonder gevaar. Toen het meisje op het eenzaamste gedeelte was gekomen, werd zij ingehaald door een paard en sjees. waarin een man zat. Nevens haar hield hij stil, groette haar vriendelijk en vroeg of zij niet een eindje meê wilde rijden. Zij weigerde dit niet en nam naast hem plaats. Hij was bijzonder vriendelijk en wellevend en onderhield zich, onder het rijden, met haar op recht aangename wijze. Maar toen op zeker oogenblik zijn jas open woei, ontdekte zij met schrik, dat hij moordpriemen onder zijne kleederen droeg. Zij wist zich echter goed te houden, maar zon nu op een middel om hem te ontkomen. Zij reden een alleenstaand boerenhuis voorbij; hier liet zij ongemerkt haar zakdoek op den weg vallen en een eind verder veinsde zij tot de ontdekking te komen, dat zij een kostbaren zijden doek verloren had. Omziende zag men op een afstand den doek liggen en het meisje verzocht van het rijtuig te worden gelaten ten einde dien te halen. Haar plan was naar het boerenhuis te gaan om hulp en raad. Maar haar reisgenoot was beleefd; hij zeide: «Ik ga den doek voor u halen, als gij maar zoolang de teugels vasthoudt en zorgt dat het paard niet met u wegloopt.»
Hierdoor was zij nu volstrekt niet in verlegenheid gebracht, want evenals vele boerendochters in vroeger tijd, had zij zeer goed paardenmennen geleerd. Zij wachtte tot hij nabij den doek gekomen was, toen reed zij weg in vollen draf, Wel liep hij haar schreeuwende en vloekende na, maar haar inhalen kon hij niet. Ook gaf hij spoedig den moed verloren, want zij naderde de stad en hij scheen er niet op gesteld haar daar te volgen. In de stad werd het gerecht met de zaak in kennis gesteld en nu bleek, dat in de zitbank der sjees, behalve moordwerktuigen, zakken met geld en voorwerpen van groote waarde verborgen waren. De boerendochter was blijkbaar aan een groot gevaar ontsnapt, maar de gauwdief werd niet gevonden.
Een boerendochter in de Wouden zoude eens naar de stad gaan voor boodschappen, De weg was lang, misschien wel twee uren gaans, maar dit was voor haar geen bezwaar, want zij was jong en sterk en moedig. De weg was ook eenzaam en dit was in vroeger tijd - want het is reeds heel lang geleden - dikwijls niet zonder gevaar. Toen het meisje op het eenzaamste gedeelte was gekomen, werd zij ingehaald door een paard en sjees. waarin een man zat. Nevens haar hield hij stil, groette haar vriendelijk en vroeg of zij niet een eindje meê wilde rijden. Zij weigerde dit niet en nam naast hem plaats. Hij was bijzonder vriendelijk en wellevend en onderhield zich, onder het rijden, met haar op recht aangename wijze. Maar toen op zeker oogenblik zijn jas open woei, ontdekte zij met schrik, dat hij moordpriemen onder zijne kleederen droeg. Zij wist zich echter goed te houden, maar zon nu op een middel om hem te ontkomen. Zij reden een alleenstaand boerenhuis voorbij; hier liet zij ongemerkt haar zakdoek op den weg vallen en een eind verder veinsde zij tot de ontdekking te komen, dat zij een kostbaren zijden doek verloren had. Omziende zag men op een afstand den doek liggen en het meisje verzocht van het rijtuig te worden gelaten ten einde dien te halen. Haar plan was naar het boerenhuis te gaan om hulp en raad. Maar haar reisgenoot was beleefd; hij zeide: «Ik ga den doek voor u halen, als gij maar zoolang de teugels vasthoudt en zorgt dat het paard niet met u wegloopt.»
Hierdoor was zij nu volstrekt niet in verlegenheid gebracht, want evenals vele boerendochters in vroeger tijd, had zij zeer goed paardenmennen geleerd. Zij wachtte tot hij nabij den doek gekomen was, toen reed zij weg in vollen draf, Wel liep hij haar schreeuwende en vloekende na, maar haar inhalen kon hij niet. Ook gaf hij spoedig den moed verloren, want zij naderde de stad en hij scheen er niet op gesteld haar daar te volgen. In de stad werd het gerecht met de zaak in kennis gesteld en nu bleek, dat in de zitbank der sjees, behalve moordwerktuigen, zakken met geld en voorwerpen van groote waarde verborgen waren. De boerendochter was blijkbaar aan een groot gevaar ontsnapt, maar de gauwdief werd niet gevonden.
Onderwerp
ATU 0958K* - Robber in the Car.   
VDK 0958K* - De rover op de wagen   
Beschrijving
Een boerendochter krijgt een lift aangeboden in de sjees van een heer. Hij lijkt heel vriendelijk en het meisje neemt het aanbod dan ook graag aan. Onderweg merkt ze op dat de man moordwapens onder zijn jas verbergt. Het meisje laat haar zakdoek vallen en maakt de heer wijs dat zij een kostbare zijden doek verloren heeft. Als de man uitstapt om de doek voor haar te pakken, rijdt de boerendochter, die gelukkig heeft leren mennen, in volle vaart weg. In de zitbank van het rijtuig blijken moordwapens en kostbaarheden verborgen te zijn.
Bron
Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 94-95.
Plaats van Handelen
Wouden   
Fryske Wâlden   
Friese Wouden   
