Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

DYKFRIES2042 - Kees Mosterd

Een sage (boek), 1896

Hoofdtekst

Kees Mosterd.
Voor onheugelijke jaren woonde er in Amsterdam een man die bij ieder bekend stond onder den naam van Kees Mosterd. Hij droeg dezen naam omdat hij dagelijks langs de huizen mosterd liep venten. En het scheen dat zijne waar, die hij in een paar vaatjes aan een juk droeg, van eene uitstekende hoedanigheid was, want wie er eens van gebruikt had, wilde nimmer weêr anderen mosterd 
hebben dan van Kees. Het was dan ook verbazend hoeveel mosterd de man verkocht en men was algemeen van meening, dat hij juist geen kostwinning had, maar wel degelijk een geldwinning,
Kees Mosterd had drie kinderen, De oudste er van was een zoon met name Jan, een flinke jongeling naar lichaam en geest, want Kees had hem veel laten leeren. Nu gebeurde 't op zekeren avond dat Jan met zijn vader alleen zat en zeide: «Vader, ik zou wel haast willen trouwen.» - «Welzoo!» zeî vader, «nu, daar heb ik niets tegen. Heb je reeds eene bruid gekozen?» - «Ja zeker,» . zeî Jan, «maar ik weet volstrekt niet of zij mij zal willen hebben. Ik ben verliefd op des burgemeesters dochter.» - «Die keus is waarlijk niet verkeerd,» zeide Kees, «maar aangezien het meisje er niets van afweet, dient er werk van de zaak te worden gemaakt. Ik wil oogenblikkelijk gaan en er den burgemeester over spreken.»
Kees kleedde zich, begaf zich op weg en belde bij den burgemeester aan. Mijnheer opende zelf en zeî den eenvoudigen man vriendelijk goeden avond. Maar 't laat zich denken, dat hij vreemd ophoorde toen de mosterdman hem vertelde, dat diens zoon met mijnheers dochter wenschte te trouwen, en de vader daarvoor mijnheers toestemming kwam vragen. De burgemeester, die een gulhartig man was, vatte de zaak van de grappige zijde op en zeî schijnbaar ernstig: «Wel man, dat is eene zaak van gewicht; daar kan ik niet dadelijk over beslissen. Eerstdaags zal ik u mijn besluit laten weten.» Hiermeê was Kees voorloopig best tevreden en tehuis gekomen vertelde hij zijn zoon, dat hij, hoewel nog in het onzekere, toch geen bepaalde weigering had ontvangen.
De burgemeester was ook in zijn schik, niet zoozeer omdat hij gelegenheid had gevonden om van zijn dochter af te komen, als wel omdat hij het geval recht grappig vond. Hij wilde er een vroolijken avond van hebben. Hij noodigde eenige kennissen bij zich en liet Kees verzoeken, op denzelfden avond met zijn zoon bij mijnheer te komen. De goede lieden wisten niet dat zij daar voornaam gezelschap zouden ontmoeten, maar zij trokken toch hunne beste kleêren aan, en begaven zich naar het huis van den burgemeester. Mijnheer liet hen binnen komen en zeide dat hij bezoek had gekregen, maar dit behoefde hen niet te hinderen in de bespreking hunner zaak, hij had voor die heeren geene geheimen. Kees vond ook, dat dit in dit geval onnoodig was, omdat er geen schelmerij achter stak. De aanwezige heeren waren zichtbaar in eene geschikte stemming om zich recht te verkneukelen met de praatjes en het gedrag der twee eenvoudige burgerluidjes. Zij waren door den burgemeester op de hoogte der zaak gebracht. Deze begon, nadat Kees en Jan ieder een pijp hadden opgestoken: «Gij hebt voor uw zoon om de hand mijner dochter gevraagd, vriend!» - «Jawel mijnheer,» zeî Kees, «dat heb ik.» - «Maar gij zult mij moeten toestemmen,» vervolgde mijnheer, «dat het met trouwen alleen niet goed is. Wij dienen ook te vragen hoe de jongelui aan den kost zullen komen.» - «O! als dat de zwarigheid is,» zeî Kees, «ziedaar!» En hij wierp een tweeguldenstuk op de tafel. «Als ik mijn zoon twintigduizend zulke stukken meê geef en gij rust uw dochter op dezelfde manier uit, mijnheer, dan zullen zij voorloopig wel kunnen leven, denk ik.»
Mijnheer keek al een weinig op zijn neus. Hij wist niet wat er van te denken, of 't ernst of gekscheeren was van Kees. «Maar,»·· zeî hij, «kent je zoon mijne dochter wel?» Kees zweeg, maar keek Jan aan. Deze zeî: « Zeker mijnheer, ik ken haar wel» - «Kom,» zeî mijnheer, «laat ons daar eens de proef van nemen.» Des burgemeesters dochter had, in overleg met haren vader, dienzelfden avond eenige vriendinnetjes bij zich genoodigd. De meisjes, die in een aangrenzend vertrek bijeen waren, hadden zich voor deze gelegenheid opzettelijk allen gelijk gekleed. Mijnheer vervolgde: «Wij zullen de kamerdeur wijd openzetten; vijf juffers zullen daar één voor één voorbij gaan; kent Jan mijne dochter, dan moet hij kunnen zeggen wie van de vijf zij is.» Het geschiedde alzoo en Jan vergiste zich niet.
Mijnheer had eigenlijk het tegendeel gewenscht. Ja, hij wenschte ook reeds bij zichzelven, dat hij de grap maar niet was begonnen. Hij zon op een middel om Kees in het nauw te brengen ten einde zich van den man te kunnen afmaken. «Maar hoor eens, goede vriend,» zeî hij weêr, « het is nog niet voldoende als het jonge paar zooveel geld heeft. Mijne dochter behoort volgens haren stand een aanzienlijk huis te bewonen, een huis dat hier in Amsterdam ontzaglijk veel geld zal moeten kosten.» - «Ook daar is raad toe,» zeide Kees. «Dan moet die mijnheer, die daar in den hoek zit, maar verhuizen.» Meteen wees hij op een der heeren van het gezelschap. «Ik verhuizen?"» vroeg deze verbaasd. «Welja,» zeî Kees, «gij hebt het huis dat gij bewoont, in huur van Geert Zout, den man die al mijne huizen voor mij verhuurt, omdat ik zelf daarmeê geen moeite kan hebben. Het huis dat gij bewoont behoort mij, evenals dat van den man die naast u zit.»
Zoo stopte Kees Mosterd telkens des burgemeesters mond; deze wist ten slotte geene bedenkingen meer. Geld, dat alles kan dwingen, bezat Kees in overvloed, dit begon mijnheer te begrijpen. En het eindigde hiermeê, dat de burgemeester van Amsterdam toestemming gaf tot het huwelijk zijner dochter met den zoon van den mosterdman, alleen onder deze voorwaarde, dat Kees voortaan niet meer met een paar mosterdvaatjes aan een juk langs de huizen zon loopen venten. Dit wilde Kees wel beloven, want hij kon zeer goed leven zonder iets te doen voor den kost.
"Kort daarna werd Jan, dé zoon van Kees Mosterd, de schoonzoon van den burgemeester. En nu duurde 't niet lang of hij bekleedde een aanzienlijken stadspost, waarvoor hij uitstekend bekwaam was, omdat zijn vader hem in zijne jeugd zooveel had laten leeren.

Beschrijving

Kees Mosterd is een Amsterdamse mosterdventer. Zijn zoon Jan heeft als wens met de dochter van de burgemeester te trouwen. Zijn vader gaat met hem naar de burgemeester om de zaak in orde te maken. De burgemeester vindt het wel komisch en nodigt een paar vrienden uit om bij het gesprek te zijn. Allereerst vraagt de burgemeester of Jan wel genoeg geld heeft om zijn dochter te onderhouden. Kees Mosterd heeft aan geld geen gebrek en wil zijn zoon wel financieel steunen. Dan vraagt de burgemeester of Jan zijn dochter wel goed kent. Jan moet uit vijf identiek geklede meisjes de burgemeestersdochter kiezen, dit lukt hem. De burgemeester is bang dat hij het huwelijk door moet laten gaan en vraagt ten slotte waar het stel zal moeten wonen. Dan blijkt dat Kees Mosterd veel huizen in zijn bezit heeft en ook dit geen probleem zal zijn. Jan mag de burgemeestersdochter trouwen, op voorwaarde dat Kees Mosterd niet langer als mosterdventer langs de deuren gaat.

Bron

Waling Dykstra: Uit Friesland's volksleven van vroeger en later: volksoverleveringen, volksgebruiken, volksvertellingen, volksbegrippen. Leeuwarden [1896], deel 2, 109-111

Motief

H324 - Suitor test: choosing princess from others identically clad.    H324 - Suitor test: choosing princess from others identically clad.   

Naam Overig in Tekst

Jan    Jan   

Kees    Kees   

Kees Mosterd    Kees Mosterd   

Plaats van Handelen

Amsterdam    Amsterdam   

Kloekenummer in tekst