Hoofdtekst
Werkgeesten:
Vroeger woonde er in Kessel-Hout een man, waarvan altijd verteld werd, dat hij over toverkracht beschikte. Deze man had een eigenaardige bijnaam, waarvan ik oorsprong en betekenis niet weet, doch die hij wel zal hebben opgedaan in verband met zijn kunsten. Men noemde hem altijd “de Kroetrakkert”. De man leefde vóór mijn tijd, doch zijn zoon heb ik goed gekend, en er zijn nu nog nakomelingen in Kessel.
In zijn jeugd woonde deze man in Beesel, op Klerkenhof als werkknecht. Met Kesselse kermis ging hij zondag en maandag kermishouden. Ondertussen had men op Klerkenhof 1 bunder stalmest uitgereden. De boer stuurde hem naar het veld, om deze te breken. Omdat het kermishouden hem goed bevallen was, vroeg hij de boer: “Als ik vandaag hard werk, mag ik dan vanavond nog naar de kermis?” De boer, die wel wist, dat hij ongeveer 2 volle dagen werk had aan dit mest, zei: “Het mest moet eerst uit elkaar. Als je dat klaar hebt kun je gaan.”
De knecht trok met veel vlijt naar het veld, en begon te breken. Toen hij één “tiel” (rij hopen) uit elkaar had, was hij al erg moe, en zag wel, dat hij onmogelijk zonder hulp klaar kwam.
Hij was al lang in het bezit van een toverboekje, dat hij ijverig bestudeerd had. Dit was ook de geestelijken ter ore gekomen, die hem hadden gewaarschuwd: “Je moet daar niet mee doorgaan, wil je niet door den duivel bezeten worden.”
Hij dacht echter: “Vandaag probeer ik het eens.” Hij haalde het boekje voor den dag, en begon met de lezing der formules. Wat hij vroeg, dat lukte. Opeens stond er aan iedere mesthoop een klein mannetje met een kleine riek! De gehele mest was in 5 minuten kapotgebroken, terwijl hij er bij stond met het boekje in zijn hand. Hij ging naar huis, en zei tegen de boer: “De mest is kapot.” De boer zei verbaasd: “Dat kan niet!”
De knecht: “Als het wel zo is, mag ik dan naar de kermis?”
De boer: “Goed, als het zo is: Ja! Doch ik ga eerst kijken!”
Toen hij zich overtuigd had, zei hij: “Je hebt “duivels” goed gewerkt. Je kunt gaan, en je kunt morgen ook nog blijven!”
Van dien dag af kon de “Kroetrakkert” alles, wat hij wilde. Hij vertelde er trots over tegen kameraden: “Ik heb een toverboekje. Zó lag de mest daar nog in hopen, en zó was hij uiteen! Zeg dit echter nergens tegen.” Hij heeft er nog veel kunsten mee uitgehaald, doch rijk is hij er niet van geworden. Wél werd hij zijn goede naam kwijt. Later kwam er in Beesel een nieuwe kapelaan, die hem weer op de goede weg bracht, en hem door bidden, en verbranding van het boekje, van de betovering verloste.
Een broer van mijn moeder had het geval van dit mestbreken in het veld gezien, en ook de mannetjes zien werken. Als ik zijn verhaal in twijfel trok, werd hij woedend.
Vroeger woonde er in Kessel-Hout een man, waarvan altijd verteld werd, dat hij over toverkracht beschikte. Deze man had een eigenaardige bijnaam, waarvan ik oorsprong en betekenis niet weet, doch die hij wel zal hebben opgedaan in verband met zijn kunsten. Men noemde hem altijd “de Kroetrakkert”. De man leefde vóór mijn tijd, doch zijn zoon heb ik goed gekend, en er zijn nu nog nakomelingen in Kessel.
In zijn jeugd woonde deze man in Beesel, op Klerkenhof als werkknecht. Met Kesselse kermis ging hij zondag en maandag kermishouden. Ondertussen had men op Klerkenhof 1 bunder stalmest uitgereden. De boer stuurde hem naar het veld, om deze te breken. Omdat het kermishouden hem goed bevallen was, vroeg hij de boer: “Als ik vandaag hard werk, mag ik dan vanavond nog naar de kermis?” De boer, die wel wist, dat hij ongeveer 2 volle dagen werk had aan dit mest, zei: “Het mest moet eerst uit elkaar. Als je dat klaar hebt kun je gaan.”
De knecht trok met veel vlijt naar het veld, en begon te breken. Toen hij één “tiel” (rij hopen) uit elkaar had, was hij al erg moe, en zag wel, dat hij onmogelijk zonder hulp klaar kwam.
Hij was al lang in het bezit van een toverboekje, dat hij ijverig bestudeerd had. Dit was ook de geestelijken ter ore gekomen, die hem hadden gewaarschuwd: “Je moet daar niet mee doorgaan, wil je niet door den duivel bezeten worden.”
Hij dacht echter: “Vandaag probeer ik het eens.” Hij haalde het boekje voor den dag, en begon met de lezing der formules. Wat hij vroeg, dat lukte. Opeens stond er aan iedere mesthoop een klein mannetje met een kleine riek! De gehele mest was in 5 minuten kapotgebroken, terwijl hij er bij stond met het boekje in zijn hand. Hij ging naar huis, en zei tegen de boer: “De mest is kapot.” De boer zei verbaasd: “Dat kan niet!”
De knecht: “Als het wel zo is, mag ik dan naar de kermis?”
De boer: “Goed, als het zo is: Ja! Doch ik ga eerst kijken!”
Toen hij zich overtuigd had, zei hij: “Je hebt “duivels” goed gewerkt. Je kunt gaan, en je kunt morgen ook nog blijven!”
Van dien dag af kon de “Kroetrakkert” alles, wat hij wilde. Hij vertelde er trots over tegen kameraden: “Ik heb een toverboekje. Zó lag de mest daar nog in hopen, en zó was hij uiteen! Zeg dit echter nergens tegen.” Hij heeft er nog veel kunsten mee uitgehaald, doch rijk is hij er niet van geworden. Wél werd hij zijn goede naam kwijt. Later kwam er in Beesel een nieuwe kapelaan, die hem weer op de goede weg bracht, en hem door bidden, en verbranding van het boekje, van de betovering verloste.
Een broer van mijn moeder had het geval van dit mestbreken in het veld gezien, en ook de mannetjes zien werken. Als ik zijn verhaal in twijfel trok, werd hij woedend.
Onderwerp
SINSAG 0753 - Zaubermacht gebrochen; Geistlicher verbrennt Zauberbuch.   
Beschrijving
Knecht in het bezit van een toverboekje kan door het lezen van formules werkgeesten oproepen die het werk snel verrichten. Later verlost een kapelaan hem later van de betovering door bidden en verbranden van het toverboekje.
Bron
Collectie Engels, verslag 6, verhaal 1 (Archief Meertens Instituut)
Naam Overig in Tekst
Kessel-Hout   
de Kroetrakkert   
Klerkenhof   
Kroetrakkert   
Naam Locatie in Tekst
Beesel   
Kessel-Hout   
Beesel   
Klerkenhof   
Plaats van Handelen
Beesel   
Kloekenummer in tekst
L300p