Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

- Wisseldaalder

Een (), (foutieve datum)

Onderwerp

SINSAG 0882 - Der Wechseltaler (Teufelsgulden) wird mit viel Mühe erworben, und kehrt immer in die Tasche zurück.    SINSAG 0882 - Der Wechseltaler (Teufelsgulden) wird mit viel Mühe erworben, und kehrt immer in die Tasche zurück.   

Beschrijving

Der Wechseltaler (Teufelsgulden) wird mit viel Mühe erworben, und kehrt immer in die Tasche zurück.

Tekst

Hebt U ooit gehoord van een wisseldaalder? Als men die een heeft komt hij altijd vanzelf terug en heeft men dus altijd een daalder op zak. Op de volgende wijze kan men die een krijgen. Op St. Jan's nacht om 12 uur (St. Jan valt 24 juni) moet men dan op een kruisweg gaan staan, midden in het vierkant, dat door de raderen van de karren gemaakt wordt, een kring schrijven en daarin gaan staan. 't Is gevaarlijk wanneer men er eenmaal in is er uit te gaan, want dan breekt de "duvel" U den nek. Blijft men er evenwel in dan komen duizende gestalten U voorbij. Deze doen niets doch zegt men iets tegen hen, wordt ge onmiddellijk gepakt en geworgd. Als dezen stoet voorbij is komt er een oud wijf, dat vraagt of de voorsten nog ver achter zijn. Dan zegt ze: "Ik moet voort, want voor al die lui die hier voorbij getrokken zijn moet ik in korten tijd het eten gekookt hebben." Men houd zich maar stil want anders is men verloren. Daarna neemt ze uit haar buidel den wisseldaalder, legt die op den grond voor U neer en legt daar een wit bord over heen. Dan trekt zij af. Is zij goed en wel weg dan is den wisseldaalder verdiend; men raapt hem gerust op, steekt hem bij zich en heeft voortaan geld genoeg op zak. (Collectie Boekenoogen, in 1894 ingezonden door J.F.C. Schaap uit Bladel. [CBOEK078]) De wisseldaalder waarover in bovenstaand verhaal gesproken wordt, is een muntstuk met een bijzondere eigenschap: hij raakt nooit op. Wie in het bezit was van zo’n munt, hoefde nooit meer gebrek te lijden. De werking van de wisseldaalder wordt door vertellers op verschillende manieren beschreven. Doorgaans wordt gesteld dat de munt, die ƒ1,50 waard was, niet in een keer uitgegeven mag worden. Dit vereist enige voorzichtigheid van de bezitter, die er altijd voor moet zorgen dat hij wat wisselgeld terugkrijgt, dit groeit dan weer aan tot een daalder die opnieuw uitgegeven kan worden. Wordt de munt in een keer uitgegeven, dan is hij hem voor altijd kwijt. Toch zijn er ook verhalen waaruit blijkt dat de munt wel in zijn geheel uitgegeven mag worden. De daalder – en soms al het geld dat met de transactie gemoeid was – keert op magische wijze terug in de portemonnee van de bezitter. In een enkel geval wordt niet de wisseldaalder zelf uitgegeven, maar wordt deze in de portemonnee of thuis bewaard en bestaat zijn kracht eruit dat hij ervoor zorgt dat het geld nooit opraakt, maar altijd in de portemonnee van de bezitter terugkeert. In bovenstaand verhaal wordt de wisseldaalder verkregen op een kruispunt en is het een oude vrouw die de munt verstrekt. Doorgaans is het de duivel die de begeerde munt bezit en kan geven aan wie zich daarvoor aanbiedt. De negatieve kanten van geld, de hebzucht en gierigheid die het oproept, worden vaak toegeschreven aan de duivel, die de zonde in de mens probeert op te wekken om zielen in zijn macht te krijgen. Wanneer je in geldnood zit, is de duivel de aangewezen persoon om je bij te vervoegen. Je moet er echter wel op bedacht zijn dat de duivel niets voor niets doet: de prijs voor rijkdom in dit leven is een verblijf in de hel in het hiernamaals. De wisseldaalder krijg je alleen als je afstand doet van je zielenheil en je je ziel aan de duivel verkoopt (zie ook het lexiconitem bij SINSAG 0881: Der Teufelsvertrag). Soms moet bij het sluiten van de transactie trouw gezworen worden aan de duivel, maar vaak blijft het verkopen van de ziel impliciet. De koop kan op verschillende manieren gesloten worden. In de vele verhalen over wisseldaalders worden methoden aan de hand gedaan om een wisseldaalder in het bezit te krijgen. In verband met het verwerven van een wisseldaalder, is het meest voorkomende verhaalelement de kat in de zak. Wie in het bezit wil komen van een wisseldaalder moet zich voorzien van een kat; vaak het liefst een roetzwarte kat of kater, maar in een enkel geval wordt een cyperse kat of een witte kat aangemerkt als beste keus. Cyperse katten worden in Friesland vaak als heksenkat aangemerkt. Hoewel zwarte katten bekend staan om hun rol in het volksgeloof als metgezel, verschijningsvorm of zielendier van heksen (zie daarvoor bijvoorbeeld verhalen van het type SINSAG 0591: Die Seele der Hexe verlässt den Körper in Tiergestalt (als Lichtlein), SINSAG 0594: Verwandlung von Hexentier in Frau erspäht, SINSAG 0640: Hexentier verwundet: Frau zeigt am folgenden Tag Malzeichen, en SINSAG 0697: Seele in Tiergestalt) of als voorteken van onheil, wordt een ontmoeting met een witte kat soms ook als onheilspellend en nadelig beschouwd. De kat moet in een zak gedaan worden die gesloten wordt met drie knopen, 99 knopen of zo veel mogelijk knopen alvorens men deze meeneemt naar de plaats waar de koop gesloten wordt. Verschillende locaties worden aangeduid als de meest geschikte voor de transactie. Kruiswegen, kerken en kerkhoven zijn plaatsen waar de duivel kan verschijnen om de koop te sluiten. Kruispunten roepen zowel positieve als negatieve associaties op. Enerzijds wordt een kruispunt gezien als plaats waar slechte dingen gebeuren, het zijn plaatsen waar je letterlijk en figuurlijk een verkeerde weg in kan slaan. Met name ’s nachts zijn het plaatsen waar kwade wezens zich ophouden. Anderzijds wordt een kruispunt vanwege zijn vorm – het kruisteken – juist gezien als veilige plaats, waar de mens niet aangeraakt kan worden door het kwaad. In verhalen over de wisseldaalder komen beide elementen samen: de mens die een wisseldaalder wil verwerven, trekt op het kruispunt van twee wegen een cirkel en neemt daarin plaats. Binnen deze cirkel is hij veilig, maar daarbuiten is hij ten prooi aan demonen en loopt hij het risico door de duivel de nek gebroken te worden. De uitdaging is de beproeving te doorstaan en niet in contact te treden met de wezens die aan je voorbij trekken. Wanneer dit lukt, zal de duivel een wisseldaalder overhandigen. In sommige verhaalvarianten volstaat het om drie keer het kruispunt te passeren, waarna de duivel verschijnt. Vaak moet een formule uitgesproken worden om de aandacht van de duivel te trekken. Deze heeft betrekking op de kat in de zak die de verkopende partij bij zich heeft. Een zin als “Wie wil er een kat kopen?” of “Wie geeft geld voor deze kat?” is vaak voldoende om de aandacht van de duivel te trekken. Sommige vertellers waarschuwen er echter voor de duivel mee te delen dat het een kat betreft. In plaats van een kat, moet een haas te koop aangeboden worden, de duivel zal deze zeker willen hebben en er een wisseldaalder voor bieden. Wanneer de duivel op deze manier bedrogen wordt, is het echter raadzaam je snel uit de voeten te maken: als de duivel de zak – die goed afgesloten is – weet te openen, zal hij je achterna komen en de nek omdraaien uit wraak om het bedrog (SINSAG 0922: Teufel bricht Sünder das Genick). Tijdens het vluchten mag je niet achterom kijken (verhaalmotief C331.3: Tabu: looking back during flight), maar moet je maken dat je zo snel mogelijk thuiskomt. Lukt dit, dan heb je voor de rest van je leven plezier van de wisseldaalder. De transactie kan zich eveneens voltrekken bij een kerk of kerkhof. Kerken worden in de eerste plaats gezien als godshuis. Dit lijkt niet direct een plaats waar je de duivel moet zoeken, maar uit verschillende verhalen blijkt dat de duivel zich wel degelijk in de kerk ophoudt. Soms is hij de bouwer van de kerk (verhaalmotief G303.9.1.6: Devil as builder of churches) of tekent hij tijdens de mis de namen op van mensen die tijdens de dienst aan het kletsen zijn (AT(U) 0826: List of Sins on Cowhide). Om de duivel aan te roepen moet driemaal om de kerk gelopen worden. Elke keer moet bij de deur – soms specifiek bij de deur waardoor doden naar buiten gedragen werden, vaak een zijdeur – een formule uitgesproken worden of door het sleutelgat gefluisterd worden. Na drie keer gaat de deur open en kan de transactie voltrokken worden. Wanneer de duivel gezocht wordt bij het kerkhof moet drie keer om het kerkhof gelopen worden en moet telkens geroepen worden: “Wie koopt er mijn kat/haas voor een daalder?” Evenals op het kruispunt zal de duivel dan verschijnen en de kat in de zak overnemen in ruil voor een wisseldaalder. Op Urk ging men niet naar een kruisweg, kerkhof of kerk, maar werd een driehoekig stuk land opgezocht: Op Urk ging men met een kat in een zak, die zo strak mogelijk was toegebonden met een zo groot mogelijk getal knopen, naar een driehoekig stuk land, en wel ’s nachts tussen twaalf en een. Daar riep men: “Wie wil er mijn katte kopen?” De duivel verscheen onmiddellijk en antwoordde: “Ik koop geen kat in de zak.” De wachtende zei daarop: “Koop mij dan!” De duivel vroeg dan: “Wat moet ik voor je geven?” Het antwoord was: “Een wisseldaalder.” De duivel gaf de wisseldaalder in ruil voor de zak. Daarop moest men thuis zien te komen vóór de duivel alle knopen had losgemaakt, anders nam hij je mee. (P.J. Meertens en L. Kaiser. Het eiland Urk. Alphen aan den Rijn: N. Samson N.V., 1942: 199.) In bovenstaand verhaal valt op dat de duivel aangeeft niet akkoord te gaan met de koop van een kat, maar dat hij pas zijn wisseldaalder geeft als hij in ruil daarvoor de verkoper zelf – en daarmee zijn ziel – aangeboden krijgt. In beide bovenstaande verhalen speelt het tijdstip waarop je de handelingen onderneemt een rol. Het verkrijgen van een wisseldaalder moet ’s nachts gebeuren, vaak rond middernacht, maar in ieder geval voor het krieken van de dag. In het Bladelse verhaal wordt de Sint-Jansnacht of Midzomernacht (23 op 24 juni) genoemd als het moment om een wisseldaalder te verkrijgen. Andere bijzondere momenten zijn de Walpurgisnacht (30 april op 1 mei), Sint-Thomasnacht (21 december) en Kerstavond (24 december). Van alle genoemde momenten wordt gedacht dat er ’s nachts geheimzinnige krachten werkzaam zijn. De Walpurgisnacht is bij uitstek geschikt om de duivel aan te roepen omdat dit een nacht is waarin kwade geesten vrij spel hebben. Hoewel het bezit van een wisseldaalder ervoor zorgde dat je tijdens je leven nooit meer geldgebrek zou hoeven hebben, was de tovermunt ook een last: de bezitter ervan was gedoemd om naar de hel te gaan. Het steeds terugkeren van de munt was daarom zowel een zegen als een vloek. Op latere leeftijd probeerden bezitters van een wisseldaalder wel eens van de munt af te komen. Dit kon door de munt aan iemand anders te geven, mits de nieuwe eigenaar wist onder welke omstandigheden de munt verkregen was en bereid was eveneens afstand te doen van zijn zielenheil. In sommige gevallen bestond de mogelijkheid de munt terug te leggen op de plaats waar deze verkregen was, dan zou de munt niet meer terugkeren. De mogelijkheid bestond ook dat de wisseldaalder je ontnomen werd: winkeliers konden op den duur merken dat er geld uit hun kassa verdween. Wanneer zij vermoedden wie de wisseldaalder besteedde, konden ze de munt aannemen en op de kassa vastspijkeren zodat deze niet meer kon terugreizen naar de bezitter. Op deze wijze werd de munt buiten werking gesteld. Ook kon je de munt kwijtraken door hem in een keer uit te geven, maar of hiermee je ziel gered was en of je dit met opzet kon doen om je ziel te redden, is niet duidelijk. Verhalen over wisseldaalders houden verband met andere verhaaltypen waarin verteld wordt hoe je op wonderbaarlijke wijze aan geld kan komen of hoe de duivel de mens van rijkdommen voorziet. In volksverhalen komen verschillende manieren om aan geld te komen naar voren. Rijkdom kan bijvoorbeeld verworven worden door een schat te zoeken en deze op te eisen. De zoektocht naar de schat is vaak moeilijk en niet zonder gevaren, maar wie de tocht weet af te leggen, heeft daarna grote rijkdommen tot zijn beschikking. De schat en de tocht daarheen hoeven niet magisch te zijn, maar vaak wordt de tocht wel bemoeilijkt door magische obstakels of wordt de schatzoeker geholpen door magische helpers of objecten. Het is ook mogelijk op magische wijze aan geld te komen door dit te laten uitbroeden door een magisch wezen, soms een alruinmannetje – in het Duits Galgenmännlein, Geldmännlein of Heckemänchen – soms ook een ander wezentje: als je hier een geldstuk onder legt, broedt het er ’s nachts nog een uit, waardoor je in de ochtend een extra muntstuk krijgt. In veel gevallen heeft de duivel te maken met het verwerven van geld. In ruil voor de ziel kan hij de mens aan rijkdommen helpen, zoals in verhalen over het vullen van een bodemloze laars, hoed of mand (AT(U) 1130: Counting out Pay) of de afgestreken korenmaat (AT(U) 1182: The Level Bushel). Dit geld raakt op den duur wel op, maar wanneer je ervoor zorgt veel in een keer te krijgen, kan je een hele tijd in goeden doen zijn. Van heksen, tovenaars en vrijmetselaars, die als duivelsgezellen bestempeld worden, wordt verteld dat zij ’s nachts hun geldzak aan de deurklink mogen hangen om deze in de nacht door de duivel te laten vullen (SINSAG 0907: Teufelsgeld). Naast verhalen over het op bijzondere wijze verwerven van geld en duivelspacten in ruil voor rijkdommen heeft het verhaaltype van de wisseldaalder ook banden met het sprookjesverhaaltype AT(U) 0745: Hatch-penny. In verhalen van dit type wordt verteld hoe een object steeds weer terugkeert bij de rechtmatige eigenaar, zelfs wanneer anderen deze ervan proberen te beroven. Hoewel dit type de naam Hatch-penny heeft, worden verhalen over wisseldaalders tot de sagen gerekend en worden meer algemene verhalen over wonderbaarlijk terugkerende objecten bij dit verhaaltype ondergebracht. Verhalen over wisseldaalders worden al eeuwen verteld. Uit de tiende eeuw is een verhaal overgeleverd over de ‘Halbolol’ of ‘Half-obol’ – een muntstuk – van de magiër Pases. Deze munt keerde steeds weer naar zijn bezitter terug. Het verhaal over de Dirham van Koning Hûgîb, die dezelfde eigenschap had, stamt eveneens uit de tiende eeuw. Van beide verhalen wordt echter aangenomen dat deze afkomstig zijn uit oudere bronnen. In de loop van de Middeleeuwen werd de uitvinding van zulke tovermunten toegeschreven aan Pietro d’Albano, een Italiaanse arts en filosoof die ervan verdacht werd zich bezig te houden met tovenarij en daarvoor ter dood veroordeeld werd. In een verslag van de strafzittingen van een dief die in 1662 tot de galg veroordeeld werd, wordt gesproken over zijn bezit van een geest in een munt, die wanneer hij uitgegeven werd – waarbij het overblijven van wisselgeld noodzakelijk was – steeds weer terugkeerde naar zijn bezitter. De dief heeft een jaar lang van deze muntgeest geprofiteerd en deze toen verkocht. In het Nederlandse taalgebied komen verhalen over wisseldaalders veelvuldig voor. Met name in de collectie Jaarsma, opgetekend in Friesland en het grensgebied van Groningen, bevinden zich veel verhalen over het verwerven van wisseldaalders en de bezitters ervan. Soms beperken deze verhalen zich tot een mededeling als: In wikseldaelder komt fan 'e duvel. Dy't ien hat hat noait forlet fan jild. (Een wisseldaalder is afkomstig van de duivel. Wie er een heeft, heeft nooit geldgebrek. Item CJ097015) of: Wierd Zijlstra to Eastemar hie in wikseldaelder, seinen se. (Van Wierd Zijlstra uit Eastermar werd gezegd dat hij een wisseldaalder had. Item CJ028820). Sommige verhalen zijn echter uitgebreider en gaan nader in op de werking van de wisseldaalder of de wijze waarop deze verkregen kan worden. De wisseldaalder komt ook onder andere namen voor. In het Nederlandse taalgebied kan hij aangeduid worden als: duivelsgulden, duivelspenning, vliegende pauw, vliegende penning, vliegende schelling, hekepenning (en varianten daarop) en broedpenning. De eerste twee termen wijzen op het verband met de duivel, die de verstrekker is van het tovermuntstuk. De term ‘vliegende’ houdt verband met het magische terugkeren of terugvliegen naar de bezitter. Broedpenning en hekepenning verwijzen naar de vermeerderende eigenschap van de munt, het Duitse ‘hecken’ betekent paren, broeden. In het Duits wordt dan ook van een Heck(e)taler, Heck(e)pfennig of Heck(e)groschen gesproken, naast Brutpfennig, Wechselgeld, Wechseltaler en Zaubergeld. In het Engels worden wisseldaalders Hatch-pennies genoemd. In het Deens Vekseldaler. In Rusland en Polen werden verhalen verteld over de ‘inklus’, een penning, zilvergulden of roebel die van de duivel verkregen kan worden. Deze munt moet bij het uitgeven met de linkerhand aangeboden worden terwijl de linkervoet naar voren staat, in dat geval keert de munt weer bij de eigenaar terug, tenzij de winkelier of handelaar de truc doorziet en de munt aanneemt met de linkerhand en ook de linkervoet naar voren zet. In dat geval wisselt de munt van eigenaar. Een inklus kan op verschillende manieren verworven worden. In Rusland wordt verteld dat wie er een wil hebben op de markt de eerste de beste mannetjesgans voor de genoemde prijs moet kopen. Deze moet thuis de nek omgedraaid worden en gebraden worden. Om middernacht kan op een kruisweg de gans aan de duivel verkocht worden in ruil voor de inklus. Soms moet een zwarte hen gevangen worden en met schoenmakersgaren gebonden worden. In Polen wordt verteld dat om een inklus te bemachtigen de hulp gezocht moet worden van een Jood. Deze helper komt pas opdagen nadat zeven jaar lang de nagels niet geknipt zijn, het haar niet gekamd en het lichaam niet gewassen is en nadat is afgezien van gebed en kerkbezoek (deze voorwaarden zijn te vergelijken met de voorwaarden die de duivel stelt aan de soldaat die hij rijk maakt in KHM101: Berenpels). Als aan deze voorwaarden is voldaan, wordt verteld waar de inklus te vinden is. Hoewel de duivel niet in eigen persoon aan deze transactie te pas komt, is hij wel degene die de bezitter na zijn dood komt halen en naar de hel voert. Hoewel bezitters van de wisseldaalder door het bezit van deze tovermunt nooit geldgebrek hebben, zijn zij vaak niet direct mensen die normaal gesproken als rijk gezien zouden worden. Dikwijls worden mensen die niet of nauwelijks werken, maar toch genoeg geld lijken te bezitten om in de kost te voorzien, aangewezen als bezitters van een wisseldaalder. In een gemeenschap waarbinnen iedereen hard moet werken om in zijn levensonderhoud te voorzien, roept het wantrouwen op wanneer iemand die nauwelijks werkt toch altijd geld te besteden heeft. Als iemand niet eerlijk voor de kost wil werken, moet er wel iets duisters aan de hand zijn en wordt al snel gedacht aan banden met de duivel. Stammerige Harm (Harm de stotteraar) uit Twijzelerheide is een voorbeeld van zo’n persoon. Hij is handelaar in vodden en konijnenvellen en rommelt vaak maar wat aan. Hoewel hij een schamel figuur is, wordt hij er vaak van beticht de bezitter te zijn van een wisseldaalder. Deze gebruikt hij niet om een rijk leven te leiden, maar zorgt er wel voor dat hij nooit gebrek heeft. Dat hij banden heeft met de duivel staat buiten kijf: hij kan toveren – niemand vertrouwt hem bij het vee, want hij heeft de kwade hand – en is vrijmetselaar. De vrijmetselaars worden vaak genoemd in verband met de wisseldaalder (TM 2900: Vrijmetselaars). Vertellers zeggen vaak dat alle vrijmetselaars een pact met de duivel sluiten en in ruil daarvoor een wisseldaalder krijgen, vandaar dat zij nooit geldgebrek hebben. Toch loopt er ook iets spaak in de vertellingen over bezitters van de wisseldaalder. Dikwijls wordt niet alleen gezegd dat zij een wisseldaalder hebben, maar wordt ook verteld dat zij ’s avonds hun beurs aan de deurklink hangen om deze door de duivel te laten vullen of hoe zij een grote hoeveelheid geld van de duivel los weten te krijgen door een laars zonder zool aan de zoldering te hangen en deze te laten vullen door de duivel: de laars raakt nooit gevuld en zo worden zij dan de bezitter van een grote hoeveelheid geld. Kennelijk volstaat het bezit van een wisseldaalder in de ogen van de vertellers niet meer om over echte rijkdommen te beschikken. De daalder voldoet misschien wel als handgeld, om wat te eten of te drinken van te kopen, maar voor echte grote rijkdommen moet op een andere manier gezorgd worden. De daalder als muntsoort verdween halverwege de negentiende eeuw uit de omloop. Na die tijd kon een ‘wisseldaalder’ met de waarde van ƒ1,50 niet meer gebruikt worden. Sommige vertellers passen de waarde aan naar die van een rijksdaalder: ƒ2,50. Sinds de komst van de euro zijn beide muntsoorten iets uit het verleden geworden. Er lijkt nog geen equivalent gevonden te zijn: verhalen over wisseleuro’s of wondereuro’s doen nog niet de ronde. Tegenwoordig zou een wondermuntstuk ook weinig zoden aan de dijk zetten: veel krijg je niet meer voor muntgeld en contant betalen wordt steeds minder gebruikelijk nu winkels en automaten voorzien zijn van een pin- of ander betalingssysteem waar alleen elektronisch geldverkeer aan te pas komt. De voornaamste reden van het ontbreken van moderne verhalen over een wisseldaalder is het veranderde geloof in de duivel. De duivel wordt vaak niet langer gezien als entiteit die aangeroepen kan worden in tijden van nood en die dan verschijnt om de mens – in ruil voor zijn ziel – te helpen. Het verstrekken van een wisseldaalder door de duivel is daarmee iets geworden dat thuishoort in oude verhalen, maar geen deel meer uitmaakt van onze moderne belevingswereld. Toch leeft de wisseldaalder nog voort in spreekwoorden. Wanneer van iemand niet duidelijk is hoe hij aan zijn geld komt, kan gezegd worden: “Hij draagt een wisseldaalder bij zich”. Bekender is het spreekwoord: “Een kat in de zak kopen”, wat zoveel betekent als, iets ongezien kopen, bedrogen worden. Het spreekwoord kan op twee manieren verklaard worden: enerzijds kan het verwijzen naar het bedotten van een huidenkoper, die in plaats van een haas (waarvan huid en vlees waardevol zijn) een kat in de maag gesplitst kreeg, die alleen om de vacht waarde had. Of deze verklaring klopt, wordt echter betwijfeld en vaak wordt de voorkeur gegeven aan de verklaring die verband legt tussen spreekwoord en volksverhaal: de duivel laat zich bedotten als hij in plaats van de aangeboden haas, een kat gekocht blijkt te hebben. Hierbij moet wel bedacht worden dat het uiteindelijk de verkopende partij is die aan het kortste eind trekt: zijn bedrog aan de duivel levert hem dan wel een wisseldaalder op, maar kost hem zijn ziel: Letter hellet de duvel jo op. Dêr ûntkomme jo net oan. (De duivel komt je halen, daar is geen ontkomen aan. Item CJ012612)

Literatuur

- Bächtold-Stäubli, H. en E. Hoffmann-Krayer eds. Handwörterbuch des deutschen Aberglaubens. Berlijn/Leipzig: Walter de Gruyter & Co., 1930-1931. Trefwoorden: Geld; Heck(e)taler; Hexe; Katze. - Bergmans-Beins, J.H. ‘De wisseldaalder’ Drentsche legenden. Assen: Van Gorcum & Comp. N.V., 1933: 33-34. - Boekenoogen, G.J. ‘Nederlandsche sprookjes en vertelsels’. Volkskunde 21 (1910): 221-225. - Gezelle, G. ‘’n Koopt geen katten in zakken’. ‘t Jaer 30, 22 juli 1865. - Gezelle, G. ‘De vliegende pauw of penninck’. ‘t Jaer 30, 2 september 1865. - Georg, J. en Th. Grässe. ‘Der Heckethaler’. Der Sagenschatz des Königreichs Sachsen, Band 2. Anhang: Die Sagen des Herzogthums Sachsen-Altenburg. 2e druk. Dresden: Schönfeld, 1874: 392. - Hansén, W. Ariadne’s Thread: A guide to international tales found in classical literature. New York: Cornell University Press, 2002. - Huizenga-Onnekes, E.J. (verzamelaar) en K. ter Laan (bewerker). ‘De wizzeldoalder’ Groninger Volksverhalen. Groningen/Den Haag: J.B. Wolters, 1930: 252-253. - Laan, K. ter. ‘De wisseldaalder’ Nederlandse overleveringen II. Zutphen: W.J. Thieme & Cie., 1932: 19-25. - Meertens, P.J. en L. Kaiser, eds. ‘Volksreligie en geestenwereld’ Het eiland Urk. Alphen aan den Rijn: N. Samson N.V., 1942: 198-200. - Molen, S.J. van der. ‘De Wikseldaelder’ Frysk Sêgeboek II. Assen: Van Gorcum & Comp. N.V., 1940: 229-230. - Morgana (PoetOfSheba). ‘Hatch-penny’. Geraadpleegd 27 juni 2013. Beschikbaar via http://poetofsheba.com/2012/10/hatch-penny/. - Pluim, T. ‘Volksgeloof in de Geldersche vallei’. Eigen Volk 2 (1930): 265-273. - Projekt Gutenberg. ‘Brüder Grimm: Der Brutpfennig’. Geraadpleegd op 27 juni 2013. Beschikbaar via http://gutenberg.spiegel.de/buch/753/323. - Ranke, K., ed., et.al. Enzyklopädie des Märchens: Handwörterbuch zur historischen und vergleichenden Erzählforschung. Berlijn: De Gruyter Verlag, 1975 ff. Trefwoorden: Freimaurer; Friedhof; Gold, Geld; Heckpfennig; Hexe; Katze; Kirche; Wegkreuzung. - Roeck, A. ‘De vrijmetselarij in het volksgeloof en het volksverhaal’. Volkskunde 99:3-4 (1998): 141-429. - Schambach, G. en W. Müller. ‘Der Heckethaler’. Niedersächsische Sagen und Märchen. Göttingen: Vandenhoeck und Ruprecht Verlag, 1855: 170. - Sinninghe, J.R.W. ‘De Duivelsgulden’ Utrechtsch Sagenboek. Zutphen: W.J. Thieme & Cie, 1938: 167. - Sinninghe, J.R.W. ‘Wisseldaalder’ Noord-Brabantsch Sagenboek. W.J. Thieme & Cie, 1933: 123. - Sinninghe, J.R.W. ‘De wisseldaalder’. Volkskunde 51/9 (1950): 64-68. - Sprenger van Eijk, J.P. Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en sprookwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk en het landleven ontleend. Rotterdam: J. van Baalen & zoon, 1844. - Zempro, A. ‘Wechseltaler’. Das schwarze Netz. Geraadpleegd op 27 juni 2013. Beschikbaar via http://www.dasschwarzenetz.de/allmende/zukunft/wechseltaler.htm.