Hoofdtekst
De duivels hebben door de eeuwen altijd een belangrijk plaats ingenomen in de volksverhalen van onze voorouders. En legio zijn dan ook de verhalen die rondom hen geweven worden. Meestal werden ze voorgesteld als gedaanten met bokkenpoten, bokkenstaart en bokkenhoorns. Ook wel als een statig zwarte geklede heren, maar altijd wel omgeven met die lucht van zwavelstank. Soms ook in de gedaante van een minder soort dier, een pad, een mol, een kever of zoals in het voorgaande verhaal een vlieg, liefst een bromvlieg. Maar welke gedaante de duivel ook aanneemt, een ding staat vast. Ze hebben een geweldige hekel aan gewijde zaken zoals het zegenen met wijwater door een priester, het slaan van een kruisteken of het tonen van een kruisbeeld, zoals in voorgaand verhaal eveneens duidelijk is aangetoond. Een nog duidelijk voorbeeld is het volgende verhaal. Dat zich eens in het plaats Middelbeers moet hebben afgespeeld en wel in het jaar achtienhonderdnegentig. Het werd mij verteld door dezelfde Piet Vermeulen die ook in het voorgaande verhaal zulk belangrijk rol heeft gespeeld. Piet heeft namelijk nog enkele broers en een van die broers was een boom van een kerel. Groot en sterk. Men zei van hem dat hij een ploeg met een hand kon optillen. Nu zijn grote sterke mensen meestal goede lobbessen. Maar dat kon men van deze man toch echt niet beweren. Naar het zeggen moest hij heel wat op zijn kerfstok hebben. Ja, iedereen was er zelfs van overtuigd dat de man door een duivel bezeten was. In zijn goede momenten geloofden de man het zelf ook en hij wilde niet liever dan er van af. Het was nog steeds in de tijd dat Pater Bernard door de dorpen trok om er zijn missie te preken. En ook nu ging Piet Vermeulen weer opzoek naar de pater om zijn nood te klagen. En ook nu schafte de pater weer raad. “gemoet,” zo zei pater Bernard, “gemoet samen met uw broer een retriaite gaan houden bij de paters Jezuïeten te Lier in België”. Dus ditmaal niet bij de paters in Hei-Tongeren. Het is een hele afstand van Middelbeers naar Lier. Zeker als de weg met kar en paard moet worden afgelegd. Maar Piet en zijn broer besloten toch maar te gaan want het was het allerzins waard. Zo werd op zekere vroegere morgen het paard voor de kar gespannen en gewapend met een flinke stapel boterhammen toog het tweetal op weg naar Lier. Weer verliepen de eerste kilometers van de tocht voorspoedig. Maar ook toen begon het lieve spul. De duivels deden alle mogelijke moeite om hun van de retraite af te houden. Het paard kwam haast niet vooruit. Telkens bleven de wagenwielen in het mulle zand steken. Zo erg was het soms dat het paard op de knieën viel. En wat het ergste was, de broer van Piet Vermeulen werd steeds onrustiger en aan alles was te merken dat de boze weer bezig was bezit van hem te nemen. Toen ze bij het klooster aankwamen was er geen huis meer met hem te houden. En terwijl Piet Vermeulen zijn verhaal aan de paters vertelde, waren er vier paters nodig om zijn broer te bedwingen. Zo ging hij tekeer. “We moeten hem eerst de biecht afnemen,” zeiden de paters Jezuïeten, “toen ze het verhaal gehoord hadden, want pas nadat hij zijn zonden bekend heeft kunnen wij hem helpen”. Met de grootste moeite werd hij de kerk binnengebracht en toen het eenmaal zover was begon hij te brullen als een wild dier. Met geen mogelijkheid kon men hem op deze manier de biecht afnemen. Maar de paters Jezuïeten - het is bekend - zijn niet voor een kleintje vervaart. Toen het niet goed schiks ging, namen ze de man vierkant op en duwden men hem met geweld de biechtstoel in. Daarna werd de biechtstoel met wijwater besprenkeld en liep men driemaal met een kruisbeeld rond de biechtstoel. Tijdens deze handelingen heerste er in de biechtstoel een doodse stilte. Maar nauwelijks waren die handelingen voorbij, of er brak in de biechtstoel een hevig lawaai los. Een lawaai dat horen en zien verging. Het was alsof er twee mannen aan het vechten waren. Na een minuut of vijf steeg een grote rookwolk uit de biechtstoel omhoog en verspreidde zich door heel de kerk overal een zwavelgeur achterlatend. En nog een minuut later kwam de broer van Piet Vermeulen naar buiten, rustig en kalm want hij was van zijn waanzin genezen, van de duivel bevrijdt en tot normaal biechten in staat. De weg terug naar Middelbeers verliep voorspoedig zonder enige tegenslag en de broer van Piet was de rust en kalmte zelve en dat is hij zijn hele verdere leven gebleven. Maar nooit heeft hij kunnen vertellen wat er nu eigenlijk precies in biechtstoel gebeurd is. Het moet echter wel vast staan dat hij daar met de duivel in hevig gevecht gewikkeld is geweest en als winnaar tevoorschijn is gekomen dankzij het ingrijpen van de paters Jezuïeten te Lier in België.
Onderwerp
SINSAG 0916 - Kampf mit dem Teufel.   
Beschrijving
Man die bezeten is gaat in retraite, waar hij eerst moet biechten voordat de paters hem kunnen helpen. De man begint te brullen als een wild dier, zodat hij niet kan biechten. De paters duwen hem in de biechtstoel, zegenen hem met wijwater en lopen driemaal met een kruisbeeld om de biechtstoel. Dan breekt er hevig lawaai uit alsof twee mannen in gevecht zijn, en stijgt een rookwolk op, waarna het in de kerk naar zwavel ruikt. De man is bevrijd van de duivel.
Bron
Radio-uitzending Vonken onder de As (NOS)
Naam Overig in Tekst
Piet Vermeulen   
Pater Bernard   
Jezuïeten   
Hei-Tongeren   
Naam Locatie in Tekst
Lier   
Middelbeers   
Hei-Tongeren   
België