Hoofdtekst
Nu volcht hier het grouwelicke ende schrickelicke eynde ende afscheedt van Doctor Faustus, daeraen dat hem een yegelick christelick mensche spieghelen ende hem daervoor wachten sal.
DE vierentwintich jaren van Doctor Faustus waren verloopen. Ende den gheest quam even in de leste weke by hem die hem alsdoen zijnen brief ofte zijn verbintenisse overghaf, waerby dat hy hem oock aenseyde dat de duyvel den toecomenden nacht zijn lichaem halen soude; daerop dat hy hem reetmaken soude. Doctor Faustus claechde ende weende den geheelen nacht, waerover dat den gheest noch eens denselven nacht voor hem verscheen. Hy sprack tot hem: ‘Lieve Faustus, zijt doch niet soo cleynmoedich, want of ghy schoon uwe leven verliest, soo ist doch noch eenen langen tijdt aleer ghy verdoemt wort. Ghy moet doch eens sterven, al hadt ghy noch veel hondert jaren te leven. De Turcken, de Joden ende andere onchristelicke keysers moeten oock eens sterven ende in deselve verdoemenisse comen. Ghy en weet oock noch niet wat u opgheleydt sal worden. Daeromme, zijt cloeckmoedich ende en gheeft den moet alsoo niet verloren. De duyvel heeft u doch toegheseyt dat hy u een stalen lijff ende ziele gheven sal.’ Alsulcken ende derghelijcken troost ghaf hy hem, maer het was eenen valschen troost ende die oock teghens de Heylighe Schriftuere strijdende was.
Ende alsoo Doctor Faustus niet anders en wist dan dat hy zijne verschrijvinge ofte zijne belofte soude moeten met den hals betalen, so gaet hy even op denselven dach, doen hem den gheest aengheseyt hadde dat hem den duyvel des nachts halen soude, tot zijne medeghesellen,Magistros ende baculauren, ende tot meer ander studenten, die hem tevoren dickmaels besocht hadden, dewelcke hy badt datse met hem souden willen gaen spatseren in een dorp Rimlich ghenaemt, een halve mijle van Wittenbergh gelegen, alwaer sy met hem eene maeltijdt souden doen, dewelcke hem sulcks toeseyden. Sy gaen alsoo met malcanderen daerhenen, alwaer sy een costelick aenbijt deden van spijse ende van dranck. Doctor Faustus was met haerlieder wel vrolick, maer niet van gront zijns herten. Hy bidt henlieden wederomme dat sy hem soveel te ghevalle doen souden ende eten oock des avendts met hem ende voorts den gheheelen nacht by hem blijven, want hy moeste henlieden een wichtighe sake te kennen geven, hetwelcke sy hem oock toeseyden ende aten alsoo wederom aldaer by hem. Ende als sy nu den slaepdronck doen souden, so betaelde Doctor Faustus den weerdt ende badt de studenten datse met hem souden willen in een ander camer vertrecken: hy soude haer wat segghen. Het gheschiede ende Doctor Faustus seyde haer aldus.
DE vierentwintich jaren van Doctor Faustus waren verloopen. Ende den gheest quam even in de leste weke by hem die hem alsdoen zijnen brief ofte zijn verbintenisse overghaf, waerby dat hy hem oock aenseyde dat de duyvel den toecomenden nacht zijn lichaem halen soude; daerop dat hy hem reetmaken soude. Doctor Faustus claechde ende weende den geheelen nacht, waerover dat den gheest noch eens denselven nacht voor hem verscheen. Hy sprack tot hem: ‘Lieve Faustus, zijt doch niet soo cleynmoedich, want of ghy schoon uwe leven verliest, soo ist doch noch eenen langen tijdt aleer ghy verdoemt wort. Ghy moet doch eens sterven, al hadt ghy noch veel hondert jaren te leven. De Turcken, de Joden ende andere onchristelicke keysers moeten oock eens sterven ende in deselve verdoemenisse comen. Ghy en weet oock noch niet wat u opgheleydt sal worden. Daeromme, zijt cloeckmoedich ende en gheeft den moet alsoo niet verloren. De duyvel heeft u doch toegheseyt dat hy u een stalen lijff ende ziele gheven sal.’ Alsulcken ende derghelijcken troost ghaf hy hem, maer het was eenen valschen troost ende die oock teghens de Heylighe Schriftuere strijdende was.
Ende alsoo Doctor Faustus niet anders en wist dan dat hy zijne verschrijvinge ofte zijne belofte soude moeten met den hals betalen, so gaet hy even op denselven dach, doen hem den gheest aengheseyt hadde dat hem den duyvel des nachts halen soude, tot zijne medeghesellen,Magistros ende baculauren, ende tot meer ander studenten, die hem tevoren dickmaels besocht hadden, dewelcke hy badt datse met hem souden willen gaen spatseren in een dorp Rimlich ghenaemt, een halve mijle van Wittenbergh gelegen, alwaer sy met hem eene maeltijdt souden doen, dewelcke hem sulcks toeseyden. Sy gaen alsoo met malcanderen daerhenen, alwaer sy een costelick aenbijt deden van spijse ende van dranck. Doctor Faustus was met haerlieder wel vrolick, maer niet van gront zijns herten. Hy bidt henlieden wederomme dat sy hem soveel te ghevalle doen souden ende eten oock des avendts met hem ende voorts den gheheelen nacht by hem blijven, want hy moeste henlieden een wichtighe sake te kennen geven, hetwelcke sy hem oock toeseyden ende aten alsoo wederom aldaer by hem. Ende als sy nu den slaepdronck doen souden, so betaelde Doctor Faustus den weerdt ende badt de studenten datse met hem souden willen in een ander camer vertrecken: hy soude haer wat segghen. Het gheschiede ende Doctor Faustus seyde haer aldus.
Onderwerp
SINSAG 0881 - Der Teufelsvertrag. Mann schliesst einen Vertrag mit dem Teufel, welcher ihm bei seiner Arbeit Hilfe leistet.   
Beschrijving
De vierentwintig jaar van doctor Faustus zijn verlopen. In de laatste week krijgt hij bezoek van Mephostophiles die hem een brief overhandigt en hem zegt dat de duivel de volgende dag zijn lichaam komt ophalen. Hierop klaagt en huilt Faustus de hele nacht. Mephostophiles zegt dat Faustus niet zo kleinzielig moet doen; hij verliest dan wel zijn leven, maar het zal nog een lange tijd duren voordat hij verdoemd wordt. Hij weet ook nog niet wat voor straf hij opgelegd krijgt. Hij moet de moed niet opgeven. De duivel heeft hem immers beloofd dat hij Faustus een stalen lijf en ziel zal geven. De verteller merkt echter op dat dit in gaat op wat in de Heilige Schrift staat.
Faustus gaat met metgezellen (studenten en magisters) wandelen en eten in Rimlich, een halve mijl bij Wittenberg vandaan. Hij is wel vrolijk, maar niet uit de grond van zijn hart. Hij wil de hele avond bij hen blijven, want hij moet hen een belangrijke zaak mededelen. Hij vraagt hen of ze mee willen gaan naar een andere kamer en dat doen ze.
Faustus gaat met metgezellen (studenten en magisters) wandelen en eten in Rimlich, een halve mijl bij Wittenberg vandaan. Hij is wel vrolijk, maar niet uit de grond van zijn hart. Hij wil de hele avond bij hen blijven, want hij moet hen een belangrijke zaak mededelen. Hij vraagt hen of ze mee willen gaan naar een andere kamer en dat doen ze.
Bron
Carel Baten, Warachtighe historie van doctor Johannes Faustus. (ed. René Blankers) Jasper Troyen (?), Dordrecht 1592, 56r-56v
http://www.dbnl.org/tekst/bate002wara02_01/bate002wara02_01_0072.php
http://www.dbnl.org/tekst/bate002wara02_01/bate002wara02_01_0072.php
Naam Locatie in Tekst
Wittenberg   
Wittenberg   
Plaats van Handelen
Rimlich