Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

- De bui voorgebleven

Een (), donderdag 18 juni 2015

Onderwerp

VDK 1967* - De bui voorgebleven    VDK 1967* - De bui voorgebleven   

Tekst

Een man kan zo hard fietsen dat wanneer hij een keer op de hielen wordt gezeten door een zware regen- of onweersbui hij deze nèt weet voor te blijven. Alleen het achterste spatbord van zijn fiets is een beetje nat als hij zijn bestemming heeft bereikt. Hij zelf is kurkdroog gebleven.

Jan Hepkes Wouda was naar Leeuwarden op de transportfiets. Toen zou hij weer naar huis. In Leeuwarden kwam een onweersbui op. Jan dacht: “Nu moet ik zien dat ik voor de onweersbui weer thuis kom”. Toen hij halverwege was, begon het achter op zijn spatscherm al te druppen. Hij ging echter plat op het stuur liggen en bleef vliegensvlug de bui voor. Jan schoot als een kogel vooruit. Eenmaal thuisgekomen was hij niet nat geworden, alleen zijn achterste spatbord een klein beetje.

Dit type volksverhaal komt meer dan eens voor in het repertoire van een heuse ‘leugenbaron’, in de trant van Müchhausen. Jan Hepkes Wouda uit Surhuisterveen (1862-1939) betrok internationaal bekende leugenverhalen op zichzelf en vergrootte al zijn belevenissen uit tot groteske avonturen. Jan Hepkes Wouda maakte veelvuldig gebruik van een aantal thema’s: met name gigantische visvangsten en zijn transportfiets, door hem steevast Fytske genoemd. Jan Hepkes vertelde verhalen over hoe verschrikkelijk hard hij kon fietsen en hoe hij onweersbuien voor kon blijven op zijn Fytske. Ook vertelde hij dat hij zo hard kon fietsen dat hij soms al wel een kwartier thuis was voor hij zijn achterwiel ook eindelijk hoorde aankomen (zie type VDK 1967A* Achterste wiel kan fietser niet bijhouden, komt later thuis.

Literatuur

Willem de Blécourt, Ruben A. Koman, Jurjen van der Kooi en Theo Meder, Verhalen van stad en streek: Sagen en legenden in Nederland (Amsterdam, 2010).

J. van der Kooi, Volksverhalen in Friesland. Lectuur en mondelinge overlevering: een typencatalogus (Groningen, 1984).