Beschrijving
(a) Een meid wil een vrijer, (a1) met iemand naar de kermis, ook als is het de duivel [C12], (a2) mag van haar broer pas naar de kermis als ze de rogge in schoven gebonden, (a3) de mest uitgestrooid, heeft. (b) Er komt een man [G303.3.1], (b1) klein zwart mannetje [G303.3.1.6], (b2) heer [G303.3.1.2], (c) bij haar (een meid), (c1) een man, (d) en helpt haar, (d1) wil met haar trouwen, (d2) geeft hem geld. (e) De boer, (e1) zij, herkent hem (meent hem te herkennen) als de duivel (f) aan zijn rare (horrel-)voet [cf. G303.4.5.3]. (g) De duivel vraagt (eist) van haar (hem)(als tegenprestatie) het eerste wat zij (hij) de volgende ochtend bindt. (h) Op advies van de boer, (h1) dominee, (h2) op eigen initiatief, bindt zij (hij) dan een bos stro, (i) naakt, (i1) op blote voeten, (i2) in haar nachtkleren, (j) en gooit dit naar buiten, (j1) in de schuur. (k) De duivel neemt het bos mee, (k1) vernielt het, (k2) het verdwijnt brandend [M210].
Subgenre
sprookje
Literatuur
Baughmann 1966 344 K219.9*
Huizenga-Onnekes 1970 39
Sinninghe 1943 31 nr. 1176*.