Beschrijving
(a) Een timmerknecht, (a1) arbeider, (a2) man, (a3) meid, (a4) knechten, (a5) 2 mannen, (b) is (zijn) bij een dominee, (b1) hun baas, een kleermaker, (c) aan het houtzagen, (c1) naaien, (c2) trap dweilen, (d) het tempo aanpassend bij de (het) langzame psalm (gezang), die (dat) hij (zij, een van hen) daarbij galmt, (d1) hierbij een vrolijk liedje zingend. (e) Zijn (hun, haar) werkgever tracht, (e1) weet, hem (hen, haar) dit werk in een sneller, door hem gewenst, tempo uit te laten voeren, (f) door hem (haar) i.p.v. het langzame geestelijke lied een snel, vrolijk werelds wijsje te laten zingen, (f1) een violist vrolijke wijsjes bij het werk te laten spelen. (g) De dominee ergert zich aan het lied en laat hen een langzaam gezang zingen, maar nu werken zij lang zo snel niet meer.
Subgenre
mop
Literatuur
Meyer 1925 269-270.