Hoofdtekst
Ik heb een schoonvader, die veel verhalen vertelt, bijvoorbeeld:
Op een mistige morgen wel ik oet vissen.
De mist was zo dik da'k de fiets der rechtop tegen anzetten kan. Ik gooide de hengel oet maar kon van zelf gien dobber zien. Ik vuulde beet, haal de hengel op en wat dachten y. De pier zat zo plat as een dubbeldie om de haak. Ik begreep der niks van. Een toerkie later, doe de mist een beetie optrök, weur het mij helder. Ik zat niet an 't kanaal te vissen, maar an 't fietspad en een fiets hai mij de pier platreden.
Op een mistige morgen wel ik oet vissen.
De mist was zo dik da'k de fiets der rechtop tegen anzetten kan. Ik gooide de hengel oet maar kon van zelf gien dobber zien. Ik vuulde beet, haal de hengel op en wat dachten y. De pier zat zo plat as een dubbeldie om de haak. Ik begreep der niks van. Een toerkie later, doe de mist een beetie optrök, weur het mij helder. Ik zat niet an 't kanaal te vissen, maar an 't fietspad en een fiets hai mij de pier platreden.
Beschrijving
Het is heel erg mistig als een man gaat vissen. Hij gooit zijn hengel uit en voelt even later dat hij beet heeft. Als hij ophaalt, blijkt zijn pier plat te zijn. Als de mist wat optrekt, begrijpt hij het: hij zat niet in het kanaal te vissen, maar op het fietspad, en er was een fiets over zijn haak heengereden.
Bron
Vragenlijst no. 62 (1991) Meertens Instituut, Volkskunde, vraag 3, formulier
Commentaar
1991
L.H. Jeurink-Hofsteenge heeft verhaal gehoord van schoonvader.
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22