Hoofdtekst
Der ware ers een paar arme menschen, die braaf oppaste en in een klein huisie woonde.
Op een goeje nacht droomde hij dat er een schat bij zijn huis begraven lag.
Opiens kwam er een stem: "Jan, Jan, je moet grave daar en daar, dan zult ge een schat vinden."
De volgende nacht alweer zoo: "Jan, Jan, gij moet opstaan gaan en graven gaan, anders verliest gij den schat."
Hij is opgestaan en heeft de schat gevonden.
(Beets)
Op een goeje nacht droomde hij dat er een schat bij zijn huis begraven lag.
Opiens kwam er een stem: "Jan, Jan, je moet grave daar en daar, dan zult ge een schat vinden."
De volgende nacht alweer zoo: "Jan, Jan, gij moet opstaan gaan en graven gaan, anders verliest gij den schat."
Hij is opgestaan en heeft de schat gevonden.
(Beets)
Beschrijving
Arme man droomt dat er een schat bij zijn huis ligt begraven, en hoort een stem zeggen waar hij moet graven. De volgende nacht zegt de stem dat hij moet opstaan en gaan graven, omdat anders de schat verloren gaat. De man staat op en vindt de schat.
Bron
Collectie Bakker (Archief Meertens Instituut)
Commentaar
brief november 1901
Naam Overig in Tekst
Jan   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:21