Hoofdtekst
Hoewel ik het volgende verhaal reeds elders heb meegedeeld, wil ik het hier nog eens neerschrijven, omdat het eenigszins anders is dan de voorgaande en niet alle lezers in de gelegenheid zijn gemakkelijk het toen geschrevene te kunnen bekomen.
Een boerenknecht verkeerde met een boerendochter. Hij moest voor den boer gaan werken op een afgelegen stuk land, dat bovendien slechts over water te bereiken was. Hij had daar weinig lust in, omdat hij dan niet op tijd zijn eten kon krijgen. De boerendochter overreedde hem evenwel door de belofte, dat zij dan wel zorgen zou, dat zijn middagmaal op tijd kwam. Hij ging er dus heen. Op etenstijd stond plotseling zijn meisje voor hem met een ijzeren potje met eten, zonder dat hij haar had zien aankomen, zonder dat er een schuitje was of iets van dien aard. De volgende dagen hetzelfde spel. Dit trok hij zich zoo aan dat hij eenige dagen ziek werd. Zijn meisje bezocht hem geregeld en hij bemerkte niets aan haar. Hij herstelde, doch op het ziekbed had zich bij hem het idee vastgezet dat hij, het kostte wat het wilde, de oorzaak van het vreemde geval zou ontdekken.
's Avonds, toen het goed donker was, ging hij er alleen op uit. Bij de boerenplaats gekomen, zag hij een lange witte gedaante onbewegelijk staan. Hij ging er heen en ontdekte dat het zijn meisje was. Hij sprak haar aan, doch kreeg geen antwoord. Hij vroeg, wat zij daar moest doen, hoe zij er kwam, enzovoort, zonder dat er eenig leven of beweging in haar kwam. Toen werd hij boos, gaf haar een klap, doch zonder resultaat. Ten slotte pakte hij haar beet en kwakte haar lang uit op den grond, wat zij toeliet zonder zich te verroeren. Zij was als een levenlooze plank. Hiertoe had hij al zijn moed noodig gehad; doch thuis gekomen, werd hij ten tweede male ziek. Zijn meisje kwam hem weer bezoeken. Hij vroeg haar naar den vorigen avond, maar zij hield zich of zij nergens van wist. Ten slotte kwam er uit, dat zij in haar slaap haar schouder bezeerd had; en eindelijk bekende zij, dat in den slaap haar geest het lichaam verliet en ronddwaalde. Zij beloofde hem, dat zij hem geen kwaad zou doen. Aangezien hij evenwel geen lust had met een kol te trouwen, heeft hij de verkeering afgebroken.
(Te Broek door mij opgeteekend uit den mond van iemand te de Beets, Noord-Holland, geboren)
(C. Bakker: `Geesten- en heksengeloof in Noord-Holland boven het IJ', in: De Gids 1922, p.110-111)
Een boerenknecht verkeerde met een boerendochter. Hij moest voor den boer gaan werken op een afgelegen stuk land, dat bovendien slechts over water te bereiken was. Hij had daar weinig lust in, omdat hij dan niet op tijd zijn eten kon krijgen. De boerendochter overreedde hem evenwel door de belofte, dat zij dan wel zorgen zou, dat zijn middagmaal op tijd kwam. Hij ging er dus heen. Op etenstijd stond plotseling zijn meisje voor hem met een ijzeren potje met eten, zonder dat hij haar had zien aankomen, zonder dat er een schuitje was of iets van dien aard. De volgende dagen hetzelfde spel. Dit trok hij zich zoo aan dat hij eenige dagen ziek werd. Zijn meisje bezocht hem geregeld en hij bemerkte niets aan haar. Hij herstelde, doch op het ziekbed had zich bij hem het idee vastgezet dat hij, het kostte wat het wilde, de oorzaak van het vreemde geval zou ontdekken.
's Avonds, toen het goed donker was, ging hij er alleen op uit. Bij de boerenplaats gekomen, zag hij een lange witte gedaante onbewegelijk staan. Hij ging er heen en ontdekte dat het zijn meisje was. Hij sprak haar aan, doch kreeg geen antwoord. Hij vroeg, wat zij daar moest doen, hoe zij er kwam, enzovoort, zonder dat er eenig leven of beweging in haar kwam. Toen werd hij boos, gaf haar een klap, doch zonder resultaat. Ten slotte pakte hij haar beet en kwakte haar lang uit op den grond, wat zij toeliet zonder zich te verroeren. Zij was als een levenlooze plank. Hiertoe had hij al zijn moed noodig gehad; doch thuis gekomen, werd hij ten tweede male ziek. Zijn meisje kwam hem weer bezoeken. Hij vroeg haar naar den vorigen avond, maar zij hield zich of zij nergens van wist. Ten slotte kwam er uit, dat zij in haar slaap haar schouder bezeerd had; en eindelijk bekende zij, dat in den slaap haar geest het lichaam verliet en ronddwaalde. Zij beloofde hem, dat zij hem geen kwaad zou doen. Aangezien hij evenwel geen lust had met een kol te trouwen, heeft hij de verkeering afgebroken.
(Te Broek door mij opgeteekend uit den mond van iemand te de Beets, Noord-Holland, geboren)
(C. Bakker: `Geesten- en heksengeloof in Noord-Holland boven het IJ', in: De Gids 1922, p.110-111)
Onderwerp
SINSAG 0545 - Hexe geht über das Wasser   
Beschrijving
Boerenknecht die verkering met de dochter van zijn boer heeft, merkt vreemde zaken op. Als hij op een verre, door water omgeven akker moet werken, brengt het meisje zijn eten, steeds zonder dat hij haar ziet aankomen en zonder boot. Hij wordt ziek van het piekeren, maar bij haar bezoeken merkt hij niets aan haar. Toch wil hij ontdekken wat er aan de hand is. Daartoe gaat hij op een avond naar de boerderij waar hij een witte gedaante, die zijn meisje blijkt te zijn, ziet staan. Ze reageert niet op zijn vragen, laat zich slaan en op de grond gooien. Hij wordt er weer ziek van, en bij haar bezoek vraagt hij haar uit. Ze bekent dat in de slaap haar geest het lichaam verlaat en rondwaalt. De jongen heeft er geen zin in om een kol te trouwen en verbreekt de verkering.
Bron
C. Bakker: `Geesten- en heksengeloof in Noord-Holland boven het IJ', in: De Gids 1922, p.110-111.
Commentaar
1922
Informant uit Beets
Zie verder CBAK0181 en voor de andere gepubliceerde versie CBAK0512.
Zie verder CBAK0181 en voor de andere gepubliceerde versie CBAK0512.
Hexe geht über das Wasser
Naam Locatie in Tekst
Broek [Broek in Waterland]   
Beets   
Noord-Holland   
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:20
