Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

ROODKAPJE036

Een sprookje (boek), 1878

Hoofdtekst

Het kind en de wolf
Er was een meisje van een jaar of zeven, dat men overal Roodkapje noemde, omdat zij altijd uitging met een rood manteltjen om, waarop een evenzoo gekleurde kap was. Haar vader was een houthakker, die in een groot bosch woonde, en haar moeder kon, om de vele bezigheden in huis, niet alle boodschappen alleen doen.
Op zekeren dag zei haar moeder tot haar: “hoor eens, Santje, je grootmoeder is ziek en kan niet uitgaan. Breng haar een potje boter, een kaasje en wat ik meer in dit mandje gedaan heb, en zeg haar dat ik haar beterschap wensch. Blijf niet te lang weg, hou-je onder weg niet op, en zeg niemand waar je naar toe gaat, hoor! Dag Santje !" Klein Roodkapje ging heen, zoo als haar moeder gezegd had, maar ze was ongehoorzaam en onvoorzichtig, en daardoor veroorzaakte ze een schrikkelijk ongeval.
Toen ze door het bosch ging kwam haar een groote wolf tegen, Hij zag er niet kwaad uit, liet zijn kop hangen en deed alsof hij geen tien kon tellen. Maar hij had ze achter de mouwen, die gluiperd. Santje, die hem niet kende, en hem voor een grooten herdershond aanzag, was er in 't geheel niet bang voor.
En toen de wolf haar heel bedaard vroeg waar ze heen ging, zei ze hem: “ik ga naar mijn grootmoeder die ziek is en te bed ligt." “Waar woont je grootmoeder," vroeg hij weer. En zij antwoordde: “daar achter het dorp, in het huisje met de groene deur en het roode dak." “Nou," zei de wolf, “als ik mijn boodschap gedaan heb, zal ik ook eens aankomen, want ik moet toch daar in de buurt zijn. Maar zeg mij eens, wat heb-je daar in je mandje ?" Roodkapje vertelde haar wat haar moeder in 't mandje gedaan had. Dat is goed, kindlief, ga maar gauw naar je grootmoeder om haar dat lekkere te brengen; straks zie ik-je wel weer."
En weg liep hij, zoo hard als hij kon, en haastte zich naar grootmoeders huis, waar hij een heele poos eerder aankwam dan Roodkapje. Hij vond de deur dicht, en toen hij klopte en heila riep, hoorde hij van binnen een stem roepen: trek maar aan het touwtje, dan zal de klink wel omhoog gaan.” De oude vrouw lag in bed. De wolf, die erg honger had gekregen, sprong op haar aan en at haar op. Daarna ging hij zich wat wasschen, trok de kleeren der zieke vrouw aan, die op de stoel lagen, vóór het bed, zette haar muts op, en toen hij in den spiegel gekeken had en merkte dat hij er zoo heel kwaad niet uitzag, ging hij weer geheel bedaard te bed liggen, trok de dekens over zich heen, en wachtte op het kleine Roodkapje, van wie hij ook een lekker maal wou maken. Zij zou een boel malscher wezen dan die oude grootmoeder.
Roodkapje, die zich onder weg opgehouden had met bloemen te plukken en aardbeien te zoeken, kwam al gauw daarop aan de deur. Klep, klep! tik, tik! “Wie is daar?” Klein Roodkapje, die u wat lekkers brengt. “Trek maar aan het touwtje, dan zal de deur van zelf open gaan.” Santje deed het en stapte de kamer in, waar ze haar mandje neerzette, en na grootmoe goên dag gezegd te hebben, het een en ander, wat ze had meegebracht, op de tafel ging zetten.
Grootmoe, ik heb u wat bloemen meegebracht; zal ik die maar in een vaasje doen?" ”Ja kindlief, maar ik ben te ziek, om er naar te kijken. Ge zult wel moe wezen, haast u maar wat, en kom dan bij mij in bed, om wat uit te rusten.” “Het spijt mij erg dat grootmoe zoo ziek is, en moe zal het ook zeker naar vinden, als zij het hoort. Weet u, grootmoe, ik heb mij nog al wat opgehouden in het bosch, en mpe had gezegd dat ik gauw moest terugkomen; ik had toch eerst nog wat bloempjes en wat aardbeien voor grootmoe willen plukken. En weet u, daar kwam ook een groote hond, die zei dat hij hier naar toe wou gaan. Ik was er niet bang voor, want hij zag er niet boos uit, en sprak zoo vriendelijk en goedaardig. Misschien is het wel een wolf geweest, maar een tamme wolf. U bent toch niet boos dat ik zoo lang weg bleef?" “Och neen, ik ben niet boos op Roodkapje, op me lieve kind; maar 't is anders toch beter te doen wat moeder zegt." De wolf vreesde dat zijn ruwe stem het arme kind verschrikken zou; hij zeide dat hij te ziek was om lang te praten, en toen kroop hij weer wat verder onder de dekens. Roodkapje keerde zich nu naar den kant van het bed, en na de gordijnen wat opengeschoven te hebben zag ze hoe verschrikkelijk grootmoe veranderd was.
“Grootmoe, grootmoe, wat hebt u lange armen gekregen!” “Dat is om je beter te kunnen omhelzen." “Grootmoe, wat zijn uwe ooren lang geworden, en wat staan ze rechtop !" “Dat is goed om je lieve stem beter te hooren." “En wat zijn uw oogen groot en helder!” “Dat is goed om u beter te kunnen zien." “Maar grootmoe, wat hebt ge vreeselijk lange en scherpe tanden gekregen! ze zien er uit alsof ze me wilden opeten !" “Dat zal ik ook doen," riep nu de booze wolf, en meteen gooide hij het dek van het bed, en wou de kleine beet pakken met zijn scherpe klauwen.
Maar toen Roodkapje, erg verschrikt, hard begon te gillen en te schreeuwen, toen barstte de deur op eens open, en daar kwam haar vader aan, gevolgd door een paar knechten, en allen met flinke knuppels gewapend. Deze zetten het kind gauw buiten de kamer en vielen toen de gewaande grootmoeder aan, den wolf, dien ze met hunne knuppels eindelijk doodsloegen.
De vader van Roodkapje was in het bosch bezig; hij had zijn dochtertje wel zien voorbijgaan en met de wolf zien praten. Ook had hij wel gezien dat de wolf hard weg liep, den kant van het dorp op, maar dacht er toch eerst geen kwaad van. Maar toen Santje zoo lang weg bleef, begon de man ongerust te worden, en kwam nog net van pas om zijn lief dochtertje van den dood te redden.
Diep bedroefd en hevig geschokt keerden vader en dochter naar huis terug. De arme, zieke grootmoeder was door den wolf vermoord, doch Roodkapje nog gelukkig gered; -- dat troostte hen nog een beetje, beide vader en moeder.

Onderwerp

ATU 0333 - Little Red Riding Hood    ATU 0333 - Little Red Riding Hood   

AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)    AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   

Beschrijving

Moeder waarschuwt Roodkapje om onderweg naar grootmoeder niet te treuzelen en niemand te vertellen waar ze naar toe gaat. Roodkapje is ongehoorzaam, want in het bos komt ze de wolf tegen, vertelt dat ze naar grootmoeder gaat en waar ze woont. De wolf rent naar grootmoeders huis, klopt aan, doet de stem van Roodkapje na, kan binnenkomen, eet grootmoeder op, zet haar muts op en gaat in bed liggen. Als Roodkapje aanklopt doet de wolf de stem van grootmoeder na, Roodkapje verbaast zich over de ogen, oren, armen en tanden van grootmoeder, waarna de wolf haar wil opeten. Op het schreeuwen van Roodkapje komt haar vader binnen, die samen met anderen de wolf doodslaat. Haar vader heeft haar zien praten met de wolf, en werd ongerust toen ze lang wegbleef. Ze zijn bedroefd over de dood van grootmoeder, maar getroost door de redding van Roodkapje.

Bron

J.Chr.E. Gosler. Het kind en de wolf. Rotterdam: Bolle, [1878]
KB: NBM Mfm 700 300011
Collectie Roodkapje/Karsdorp

Motief

K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.    K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.   

J21.5 - ”Do not leave the highway“:    J21.5 - ”Do not leave the highway“:   

Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.    Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.   

B211.2.4 - Speaking wolf.    B211.2.4 - Speaking wolf.   

Naam Overig in Tekst

Roodkapje    Roodkapje   

Santje    Santje   

Datum Invoer

2019-06-17