Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

ROODKAPJE281

Een sprookje (boek), 2000

Hoofdtekst

Er was eens een klein, lief meisje. Ze hield van iedereen, maar het meest van haar grootmoeder. Van haar had ze eens een mutsje van rode stof gekregen, dat het meisje heel goed stond. Omdat ze niets anders meer wilde dragen, werd ze door iedereen Roodkapje genoemd.
Op een dag zei haar moeder: “Kom, Roodkapje, hier is een koek en een fles wijn, die je naar grootmoeder moet brengen. Ze is ziek en zwak en ze zal hier heel blìj mee zijn. Kleed je netjes aan en zorg dat je al op weg bent vóór het te warm wordt. Als je in het bos bent, moet je zorgen dat je niet van de weg afdwaalt, anders zou je vallen en dan zou de fles wijn kunnen breken. Als je in de hut komt, vergeet dan niet ' goedemorgen' te zeggen en ga niet meteen overal rondsnuffelen.” “Ik zal het heus allemaal goed doen,” beloofde Roodkapje. Moeder liep met het meisje mee tot aan de tuindeur en bleef haar nawuiven, tot ze bij de eerste bocht in de weg uit het oog verdween.
De zon scheen warm vanuit een blauwe hemel, de vogels sjilpten hun ochtendliedje en Roodkapje voelde zich echt opgewekt, met het mandje met geschenken voor grootmoeder aan haar arm. Grootmoeder woonde verderop in het bos en men moest wel een halfuur lopen eer men het rode dak van haar huisje door de bomen kon zien schemeren.
Toen Roodkapje tussen de eerste bomen van het bos liep, ontmoette zij de wolf. Het meisje wist niet wat voor een slecht dier dat was en daarom was ze er ook helemaal niet bang voor.
“Goedemorgen, Roodkapje,” zei deze vriendelijk.
“Goedemorgen, meneer de wolf,” antwoordde Roodkapje beleefd.
“Waar moet jij zo vroeg naar toe ?” vroeg de wolf.
“Naar grootmoeder,” antwoordde Roodkapje.
“Wat heb je daar in dat mandje ?” wilde de wolf weten.
“Koek en een fles wijn,” zei het meisje.
“We hebben gisteren gebakken, ook voor die arme, zieke grootmoeder, zodat ze wat sterker zal worden.”
“Zeg, Roodkapje,” vroeg de wolf nieuwsgierig, “waar woont je grootmoeder eigenlijk ?”
“Nog een kwartiertje verder lopen in het bos, onder de drie grote eiken, daar staat haar huis,” zei Roodkapje.
De slechte wolf dacht bij zichzelf : “Dat kleine, jonge ding zal me nog veel lekkerder smaken dan het oudje. Maar ik moet zo slim zijn dat ik ze allebei te pakken krijg.”
Nadat hij een tijd je zwijgend naast het meisje had meegelopen, zei hij: “Roodkapje, waarom kijk je toch niet om je heen naar al die mooie bloemen? Ik geloof dat je zelfs niet hoort hoe leuk de vogeltjes zingen. Je loopt zo recht uit, alsof je naar school gaat, terwijl het toch zo'n prachtig bos is!”
Roodkapje keek omhoog en zag hoe de zon gouden stralen door de bomen wierp en ze rook plotseling de bloemen veel sterker dan tevoren. Toen dacht het meisje : “Als ik nu eens een mooie ruiker verse bloemen voor grootmoeder pluk, dan zal ze daar vast wel blij mee zijn. En het is nog zo vroeg ; ik zal heus wel op tijd komen.“
Terwijl ze dat bedacht, liep ze al van de weg af en dieper het bos in, waar de prachtige bloemen tussen de bomen in alle kleuren opvlamden. De bijen zoemden en klein Roodkapje plukte bloemen. Maar elke keer zag ze een mooiere, waar ze naar toe rende, zodat ze steeds dieper het bos inliep. Daar zag ze ook haasjes en eekhoorntjes. De dieren waren heel verbaasd en ze zouden graag willen weten wat dat kleine meisje zo ver in bos deed. Maar daar Roodkapje zo blij tussen de bloemetjes rondsprong, dachten ze niet aan slechte dingen en hielden zij zich stil.
De wolf ging intussen echter rechtdoor naar grootmoeders huisje en toen hij merkte dat het oudje inderdaad alleen was, klopte hij aan.
“Wie is daar ?” vroeg grootmoeder.
“Ik ben het, Roodkapje ! Ik heb koek en wijn voor u, doet u maar gauw open !” “De deur is niet op slot,” riep grootmoeder, “ik ben te zwak om zelf open te doen.”
De wolf gooide de deur open, stapte zonder één woord recht op het bed van grootmoeder af, pakte de dodelijk verschrikte vrouw beet en verslond haar met huid en haar. Toen trok hij haar kleren aan, zette haar slaapmuts op en ging in haar bed liggen.
Toen Roodkapje op het laatst zo'n grote bos bloemen bij elkaar had, dat ze die nog maar nauwelijks kon dragen, herinnerde zij zich plotseling haar grootmoeder. Ze schrok ontzettend, omdat het al heel laat geworden was. Ze liep terug naar de weg, waarna ze die zo snel mogelijk af begon te rennen. Maar het pad zat vol kuilen, en de bloemen en het mandje waren nu echt zwaar voor haar geworden. Erg vlug kwam ze niet vooruit en alles was veranderd ; de vogels zongen niet meer en de zon had zich achter een zwarte wolk verscholen. Het meisje voelde zich wat angstig, zo alleen in het bos, en ze wou dat ze al bij grootmoeder was. Toen ze eindelijk het huisje tussen de stammen zag, was ze verbaasd dat de deur openstond en toen ze de kamer binnenkwam, vond ze het zo vreemd, dat ze dacht: “Wat gek, anders kom ik zo graag bij grootmoeder en nu ben ik een beetje bang.” Ze riep : “goedendag !” maar er kwam geen antwoord. Daarop liep ze door naar het bed : daar lag grootmoeder. Ze had haar slaapmuts ver over haar gezicht getrokken en zag er eigenlijk heel vreemd uit.
" Grootmoeder, " zei Roodkapje, " wat heeft u grote oren ? "
" Dan kan ik je beter horen ! "
" Maar, grootmoeder, wat heeft u grote handen ? "
" Dan kan ik je beter grijpen ! "
" Maar... maar, grootmoeder, wat heeft u een ontzettend grote mond !”
" Dan kan ik je beter opeten ! "
Nauwelijks had de wolf dat gezegd of hij sprong uit het bed en verslond het arme Roodkapje. Toen de wolf zijn honger had gestild, ging hij weer in het bed liggen en lag even later te snurken.
Op dat ogenblik kwam de jager voorbij het huis en die dacht: " Wat snurkt dat oude vrouwtje ! Ik zal maar even gaan kijken hoe het met haar is' " Toen hij voor het bed stond, zag hij dat de wolf daarin lag. " Zo, zo, dus ik moet je hier vinden, jij oude zondaar !" zei de jager. “Ik ben al een hele tijd naar jou op zoek. " Toen hij zijn geweer in de aanslag bracht, bedacht hij plotseling dat de wolf grootmoeder wel eens opgegeten zou kunnen hebben en misschien was ze nog te redden. Hij schoot dus niet, maar pakte een mes en begon de buik van de wolf open te snijden. Na een paar sneden zag hij een rood mutsje en na nog een paar sneden, sprong het meisje er uit en riep: " Oh, wat ben ik bang geweest, het was zo donker in het lichaam van de wolf!" En toen kwam de oude grootmoeder ook levend te voorschijn, al kon ze nauwelijks op adem komen van de opwinding. Maar Roodkapje haalde snel een paar stenen, die ze daarna in de buik van de wolf vastnaaide. En toen de booswicht wakker werd, wilde hij uit bed springen, maar de stenen waren zo zwaar dat hij ter plaatse dood neerviel.
Toen waren ze alle drie heel blij. De jager kon de peis van de wolf goed gebruiken. Grootmoeder sneed voor de jager en Roodkapje een groot stuk van de koek, die ze lekker oppeuzelden. De jager schonk voor grootmoeder een glas wijn in en met elke slok van de kostelijke drank begon ze er beter uit te zien, en ook zij smulde lekker van de koek. Wat was Roodkapje blij dat ze haar grootmoeder weer opgewekt en beter zag. Toen wilde de jager echter weten hoe alles zo gekomen was, en Roodkapje vertelde hem over haar ontmoeting met de wolf en hoe vriendelijk zij met hem gesproken had en hoe hij haar op de vogeltjes en de bloemen had gewezen. “Ja, ja,” zei de jager, “de wolf was een slimmerd !”
Tegen de avond namen de jager en Roodkapje afscheid van grootmoeder. De man nam het meisje bij de hand en bracht haar door het bos naar huis, want het werd al donker. Moeder had zich al zorgen over haar dochtertje gemaakt, want die was nog nooit zo lang weggebleven. Ze stond bij het tuinhek en toen ze het kind en de jager om de hoek van de weg zag komen, rende ze hen tegemoet en sloot haar dochtertje in haar armen. Roodkapje heeft haar moeder het hele verhaal verteld en haar beloofd nooit meer van de rechte weg af te dwalen. En van toen af heeft ze haar belofte gehouden.

Onderwerp

ATU 0333 - Little Red Riding Hood    ATU 0333 - Little Red Riding Hood   

AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)    AT 0333 - The Glutton (Red Riding Hood)   

Beschrijving

Moeder waarschuwt Roodkapje om onderweg naar grootmoeder niet van de weg te gaan. Roodkapje ontmoet de wolf in het bos, vertelt dat ze naar grootmoeder gaat en waar ze woont, en laat zich verleiden om bloemen te plukken. De wolf gaat naar grootmoeders huis, klopt aan, doet de stem van Roodkapje na, mag binnenkomen, verslindt grootmoeder, zet haar slaapmuts op en gaat in bed liggen. Roodkapje voelt dat er iets vreemds is in huis, verbaast zich over de grote oren, handen en mond van grootmoeder, waarop de wolf haar opeet. Daarna valt hij in slaap, een jager komt af op zijn luide snurken, ziet de wolf, wil hem eerts doodschieten, bedenkt zich en snijdt de buik van de wolf open waaruit Roodkapje en grootmoeder komen. Roodkapje naait de buik na het vullen met stenen, weer dicht. Na ontwaken valt de wolf bij het uit bed springen dood neer. De jager brengt Roodkapje naar huis, en ze belooft nooit meer van de rechte weg te gaan.

Bron

Onsterfelijke sprookjes: de mooiste sprookjes van Grimm en Andersen. Aartselaar [etc.]: Deltas, 2001
KB: 5146977
Collectie Roodkapje/Karsdorp

Motief

J21.5 - ”Do not leave the highway“:    J21.5 - ”Do not leave the highway“:   

B211.2.4 - Speaking wolf.    B211.2.4 - Speaking wolf.   

K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.    K2011 - Wolf poses as ”grandmother“ and kills child.   

Q426 - Wolf cut open and filled with stones as punishment.    Q426 - Wolf cut open and filled with stones as punishment.   

Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.    Z18.1 - What makes your ears so big?--To hear the better, my child, etc.   

Naam Overig in Tekst

Roodkapje    Roodkapje   

Datum Invoer

2019-04-17