Hoofdtekst
Do staat 'n wei, wor (nietwaar) vroeger was do ène afkomen van Holland met 'n grote voiture en er had 'n grote kist vol geld verloren en do was 'n vrouw die aan 't gras snijen was en die had dat gevonden. De jong zei: 'Vrouw, zaag ter, asje mich 't geld vonnen heèt, geèf 't mich terug, want as ich zo in Maastricht kom, krijg ich de kop af tevoor (daarvoor)'. En ze zei: 'Ich heb niks gevonden en ze had 't wel gevonden. De jong had de kop afgekregen en toen de vrouw stierf zei ze: 'Haad wat ger heb en ich zal lijen wo ich kan' (houdt wat ge hebt en ik zal lijden wat ik kan). Zo is ze gestorven, maar daarna koem ze altijd terug en 's nachts maakte ze de was heel vuil met haar handen en toen is haar familie no de pastoor gangen en die heeft haar verbannen aan de Waterval. Do zit ze in die weien daarboven, maar dat was vroeger bos.
Onderwerp
SINSAG 0450 - Andere Tote spuken.   
Beschrijving
Een man die met een koets terugkwam van Holland, was een grote kist met geld kwijtgeraakt. De man sprak tot een vrouw die in de buurt gras aan het maaien was: "Vrouw, als jij het geld gevonden hebt, geef het me dan alstublieft terug. Als ik zo in Maastricht aankom, dan verlies ik mijn hoofd". De vrouw loog en zei dat ze niets had gevonden. Daardoor werd de man in Maastricht onthoofd. Toen de vrouw stierf, zei ze: "Houd wat je hebt en ik zal lijden wat ik kan". Na haar dood kwam de vrouw echter spoken, zodat men de pastoor moest laten komen om het spook te verbannen naar de Waterval.
Bron
W. Jackers, Leuven, 1958
Commentaar
1.4 Luchtgeesten
limburgs (bilzen)
fabulaat
Naam Locatie in Tekst
Hoeselt   
Plaats van Handelen
Holland   
Waterval (Hoeselt)   
Maastricht