Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

APRIN0221_0222_9114 - Variant

Een sage (mondeling), 1965

Hoofdtekst

Jan die was 24 jaar bij het leger geweest en bij de soldaten wilden ze hem niet meer en bij nen boer dienen dat wilde hij ook niet en daarom trok Jan zomaar op stap. Tegen de avond kwam hij in een dorp en hij vroeg aan de burgemeester waar hij ergens kon slapen en die zei: "Hier staat een oud kasteel en als ge daar durft overnachten dan krijgt ge het." "Het spookt alle nachten daarin." "Dat is niets, zei Jan, ik heb van niets band." Die burgemeester gaf Jan wat boekweitmeel mee en toen Jan in dat kasteel aankwam, begon hij direct ne koek te bakken. Opeens boven in de schouw riep iemand: "Ik val." "Valt maar op, maar niet in mijne koek." Daar viel ne knook en Jan smeet die achteruit en die knoken bleven maar vallen en opeens stonde daar een geraamt achter hem en dat zei: "Kom eens mee in de kelder", en toen ze in de kelder waren zei dat geraamte: "Graaf hier." Maar Jan zei: "Graaf zelf", en toen zaten daar drie kisten; een met goud geld, de tweede met zilver en de derde met koper geld. Het goudgeld mocht hij voor hem houden, het zilver was voor missen en het kopergeld was voor de armen. Toen was dat spook weg. ’s Morgens zat hij in den hof en toen komt daar een heerke en dat zei: "Dat geld moet ge allemaal houden." "Dat doe ik niet", zei Jan. Van toen af was alles gedaan en Jan die heeft nog lang geleefd.

Onderwerp

SINSAG 0401 - Der verborgene Schatz.    SINSAG 0401 - Der verborgene Schatz.   

Beschrijving

Jan was op zoek naar een slaapplaats en kreeg van de burgemeester het volgende te horen: "Hier staat een oud spookkasteel. Als je daar durft te overnachten, dan krijg je het kasteel". Onbevreesd ging Jan in op het voorstel. In het kasteel begon Jan onmiddellijk koeken van boekweitmeel te bakken. Opeens hoorde Jan een stem uit de schoorsteen: "Ik val!", waarop Jan antwoordde: "Val maar, maar niet in mijn koek!" Toen er een hoop beenderen uit de schoorsteen was gevallen, stond er plots een geraamte achter Jan, dat sprak: "Kom eens mee naar de kelder". In de kelder groef het geraamte drie kisten op. Eén kist bevatte gouden geldstukken, een tweede zilveren geldstukken en een derde koperen geldstukken. Het volgende ogenblik was het spook verdwenen. Toen Jan de volgende ochtend in de tuin zat, kwam er een heer langs, die zei: "Dat geld moet je allemaal houden", waarop Jan antwoordde: "Neen, dat doe ik niet". Sinds die dag spookte het niet meer in het kasteel. Jan leefde nog lang.

Bron

A. Princen, Leuven, 1965

Commentaar

1.4 Luchtgeesten
limburgs (tussen hasselt en beringen)
566
fabulaat

Naam Overig in Tekst

Jan    Jan   

Naam Locatie in Tekst

Heusden    Heusden