Hoofdtekst
De drie Loogenaars.
Zeeker Edelman beloofde aen drie van zijn Dienaers, een schoon Paert, met aenhang, dat de geen, die het best liegen kost, het Paert soude hebben: Elck van hun om 't best practiseerende, so sey d een voor 't syne: Mijn Heer ick heb noyt Gelogen; d' Ander sey: Mijn Heer ick kan niet ligen, maer de derde haer overtreffende, sey Myn Heer dese twee seggen beyde de waerheyt, liegende alleen, so veel, als d'andere twee, waer voor d'Edelman hem het Paert toe-wees.
Zeeker Edelman beloofde aen drie van zijn Dienaers, een schoon Paert, met aenhang, dat de geen, die het best liegen kost, het Paert soude hebben: Elck van hun om 't best practiseerende, so sey d een voor 't syne: Mijn Heer ick heb noyt Gelogen; d' Ander sey: Mijn Heer ick kan niet ligen, maer de derde haer overtreffende, sey Myn Heer dese twee seggen beyde de waerheyt, liegende alleen, so veel, als d'andere twee, waer voor d'Edelman hem het Paert toe-wees.
Beschrijving
Een edelman geeft een paard aan de dienaar die het best kan liegen. De eerste: ik heb nooit gelogen. De tweede: ik kan niet liegen. De derde: zij liegen geen van beiden. Dit laatste is de grootste leugen.
Bron
Jan Pietersz. Meerhuysen, De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt, Amsterdam, 1659, drie delen
Commentaar
1659
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22