Registratie zal enige tijd duren. Deze functie is in ontwikkeling.

BOEKV118 - Van de roovers in het bosch.

Een sage (), woensdag 02 oktober 1901

Hoofdtekst

Van de roovers in het bosch.

Er was eens een rijke scheepskapitein. Hij had uitgestrekte landerijen en wanneer hij nu van de reis thuiskwam, maakte hij altijd van de gelegenheid gebruik om de pacht te innen. Hij kon dan twee wegen gaan: in de eerste plaats langs een omweg, en in de tweede plaats langs een korteren weg; maar die was onveilig en liep door een bosch heen.
Op een keer was het schip genoodzaakt om langer weg te blijven dan gewoonlijk en de kapitein schreef een brief aan den rentmeester dat hij op den gewonen tijd het geld maar moest innen. Hiervan stelde hij zijn vrouw natuurlijk ook in kennis, en toen dan de rentmeester gereedstond op reis te gaan, zeide zij dat ze met hem mee wilde. Dat vond deze natuurlijk goed, maar toen zij verklaarde liever niet door het bosch te willen gaan, en veel liever den langen, maar veiligen weg, was de rentmeester daarvoor niet te vinden, eerstens om het tijdverlies en ten tweede om de grootere onkosten. Hij zou wel zorgen dat hij goed gewapend was, en zoo liet zij zich overhalen. Nou, op de heenreis ging alles goed en de rentmeester zei: "Ziet u nu wel dat er schandelijk overdreven is: er is geen gevaar en we kunnen weerom wel weer door het bosch gaan." "Och," zei ze, "doe dat nu liever niet; nu hebben we geld bij ons en heen niet." Maar alweer liet ze zich bepraten. De rentmeester droeg dus het geld in een mandje aan zijn hand en ze wandelden samen het bosch in. Toen ze een goed stuk hadden afgelegd kwam er op eens een man op hen af. "Hè," zei die, "wat ben ik blij dat ik menschen zie: ze vertellen hier zulke rare dingen en pas verbeeldde ik mijn eigen al dat ik gillen hoorde. Wat is het hier toch schril. lk ga maar met jelui loopen." Zoo praatte hij door en ten slotte werd de rentmeester kwaad en zei: "Kerel, schei toch uit met je praatjes; zie-je dan niet dat je die juffrouw erg bang maakt?" Zoo liepen ze dan met hun drieën voort. Maar even later kwam er weer een kerel, en die zei ook alweer dat het daar zoo eendelijk was en dat hij blij was dat hij menschen zag, enz. De rentmeester kreeg het mooi benauwd. Doch daar kwam een derde, ook alweer met dezelfde complimenten. Op 't laatst zei der een: "Wat draag-je daar toch? Het lijkt wel zwaar te wezen. Wil ik het ers dragen?" "O, dank je," zei de rentmeester; "ik kan het best tillen." "Ja maar," zei de ander, "je most toch ers zeggen wat er in is." Toen dacht de rentmeester: "Nou is het mijn tijd," en hij ging met zijn rug tegen een boom aan staan, plaatste het mandje voor zich en zei: "Nou, als jelui dat dan weten wilt, het zit vol geld en wie het niet gelooven wil, die moet zelf maar kijken." "Dat's goed," zei de eerste en bukte zich naar het mandje. Maar meteen gaf de rentmeester hem met een dubbeltje dat hij tusschen zijn vingers had zoo een snee over zijn gezicht dat zijn tong zijn mond uit hing. "Dat zel-je mijn niet lappen," zei de tweede; doch toen hij naar het mandje greep kreeg hij zoo'n jaap in zijn nek dat hij ook voor Jaffa lag. Daarna ging de derde op den loop en de rentmeester met de juffrouw hardloopend naar huis. Maar dat is eens geweest; nooit zijn ze weer met zooveel geld het bosch doorgegaan.

Onderwerp

SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten    SINAT 0999 - Andere Räubergeschichten   

Beschrijving

Een kapitein heeft uitgestrekte landerijen. Altijd als hij thuis is met vakantie, gaat hij de pacht innen. Op een keer loopt het schip vertraging op. Hij schrijft de rentmeester dat die de pacht moet gaan innen. De vrouw van de kapitein gaat met de rentmeester mee. De rentmeester heeft zich bewapend, zodat ze de kortere maar gevaarlijker weg door het bos kunnen nemen. Op de terugweg voegt zich een man bij hen, die beweert dat hij erg bang is. Een tweede man en een derde man voegen zich bij hen. Als de mannen beginnen te informeren naar de inhoud van het mandje van de rentmeester, begint de rentmeester te begrijpen dat het op een beroving gaat uitdraaien. De rentmeester zet het mandje neer, zegt dat er geld in zit, en nodigt de mannen uit erin te kijken. Met een scherp dubbeltje geeft de rentmeester de eerste man een snee over zijn gezicht, en de tweede man een snee in zijn nek. De derde man slaat op de vlucht. De rentmeester en de vrouw rennen naar huis, en nemen in de toekomst nooit meer de kortste weg.

Bron

G.J. Boekenoogen 'Nederlandse sprookjes en vertelsels' in: Volkskunde 18 (1906), pp. 94-95 N°92

Commentaar

[2 oktober] 1901
vgl. CBAK0232
Andere Räubergeschichten

Naam Locatie in Tekst

Jaffa    Jaffa   

Datum Invoer

2013-03-01 14:46:20