Hoofdtekst
Van der sielen.
Die .CLV. cluchte.
Goede gesellen saten en droncken. Ende als men rekenen soude, en hadde die een gheen gelt ende seyde totten anderen gesellen dat hem yemant syn gelach op syn messe leenen soude. Maer niemant en woude 't doen, noch op dat messe, noch op den rock. Hi seyde: 'Soe leent mi yemant dat ghelach op mijn siele.' Mer nyemant en woude oock daer aen. Doen seyde daer een: 'Wilt ghi u siel vercoopen, soe wil ick se u af coopen.' Hi antwoorde: 'ja.' Die ghesel vraechde hoe hij se gheven woude. Hi antwoorde: 'Ick wil se u goeden coop gheven. Betaelt recht dit ghelach ende noch een voor mi, opdat wi noch eens metten anderen vrolijck zijn connen.' De ghesel was tevreden ende betaelde voor hem. Het quam immers voor den joncker van den dorpe datter een syn stel vercocht hadde, ende hi meynde haer beyde te straffen. Ende ontboodt se beyde hy hem ende vraechde waerom dat hi syn siel vercocht hadde. Hy antwoorde: 'Daerom lieve joncker, want ic wel weet dat mijn siele des duyvels is, soe heb ic se mijnen geselle beter gegont dan den duvel. Daerom hebbe ick se hem vercocht.' Die joncker vraechde den anderen waerom dat hij se ghecocht hadde. Die gesel antwoorde: 'Ick weet dat die duyvel maer één siele van den mensche en eyscht. Daerom heb ick dese ghecocht, opdat ick hem met dese payen mach als hi mi dye mijne nemen wil.' Het en is niet goet metten siele oft met gheestelijcke dinghen te spotten, want met God ende den duvel en is gansch niet te schimpen.
Die .CLV. cluchte.
Goede gesellen saten en droncken. Ende als men rekenen soude, en hadde die een gheen gelt ende seyde totten anderen gesellen dat hem yemant syn gelach op syn messe leenen soude. Maer niemant en woude 't doen, noch op dat messe, noch op den rock. Hi seyde: 'Soe leent mi yemant dat ghelach op mijn siele.' Mer nyemant en woude oock daer aen. Doen seyde daer een: 'Wilt ghi u siel vercoopen, soe wil ick se u af coopen.' Hi antwoorde: 'ja.' Die ghesel vraechde hoe hij se gheven woude. Hi antwoorde: 'Ick wil se u goeden coop gheven. Betaelt recht dit ghelach ende noch een voor mi, opdat wi noch eens metten anderen vrolijck zijn connen.' De ghesel was tevreden ende betaelde voor hem. Het quam immers voor den joncker van den dorpe datter een syn stel vercocht hadde, ende hi meynde haer beyde te straffen. Ende ontboodt se beyde hy hem ende vraechde waerom dat hi syn siel vercocht hadde. Hy antwoorde: 'Daerom lieve joncker, want ic wel weet dat mijn siele des duyvels is, soe heb ic se mijnen geselle beter gegont dan den duvel. Daerom hebbe ick se hem vercocht.' Die joncker vraechde den anderen waerom dat hij se ghecocht hadde. Die gesel antwoorde: 'Ick weet dat die duyvel maer één siele van den mensche en eyscht. Daerom heb ick dese ghecocht, opdat ick hem met dese payen mach als hi mi dye mijne nemen wil.' Het en is niet goet metten siele oft met gheestelijcke dinghen te spotten, want met God ende den duvel en is gansch niet te schimpen.
Beschrijving
Een man die een rondje wilde geven, maar daar geen geld voor had, bood een paar bezittingen als onderpand aan onder zijn gezelschap. Niemand wilde hem daar echter geld voor lenen. Toen bood hij zijn ziel te koop aan. Er was iemand die hem wel wilde kopen, en hij zou daar twee keer de drankrekening voor betalen. Het kwam de jonker van het dorp ter ore dat iemand zijn ziel had verkocht, en hij riep de twee bij zich voor uitleg. De man verklaarde zijn ziel verkocht te hebben, omdat hij wist dat hij na de dood naar de duivel zou gaan. En hij gunde zijn vriend de ziel meer dan de duivel. De gezel die de ziel had gekocht zei, dat hij de duivel hoopte te paaien met die andere ziel, zodat hij zijn eigen ziel niet aan hem hoefde te geven. Het is niet goed om met de ziel of met geestelijke dingen te spotten.
Bron
H. Pleij, J. van Grinsven, D. Schouten & F. van Thijn: Een Nyeuwe Clucht Boeck. Een zestiende-eeuwse anekdotenverzameling. Muiderberg 1983.
Commentaar
1554
Bron: Pauli, Schimpf und Ernst 279
Naam Overig in Tekst
God 
God 
Datum Invoer
2013-03-01 14:46:22